Op naar de parken
Dinsdag 30 september worden we pas om zeven uur wakker. Sandra en Rene die nog last hebben van jetlag zijn dan al uren wakker. De zon schijnt uitbundig en dus kunnen we lekker buiten ontbijten. Een trui is daarbij wel lekker want de tafel waar we aan zitten ligt voor een deel nog in de schaduw en daar komt de temperatuur niet boven de 15 graden. Na het ontbijt en het dumpen van greywater (waarbij Rene net als alle Amerikanen gele handschoenen aantrekt) rijden we over een stille weg verder naar Yosemite. Het landschap om ons heen is kurkdroog en dor, nergens groen, geel-bruin is de kleur die het landschap domineert. Bij de ingang van Yosemite National Park staan de borden dat geen enkele campground in het park plaatsen beschikbaar heeft, we hebben er dus goed aangedaan buiten het park een slaapplekje te zoeken.
We rijden al op de route die naar de Tioga pas leidt en net waar de pas begint stoppen we om een wandeling te maken langs de oeroude, giga grote Sequoia’s die zich hier bevinden. Het blijkt een stevige wandeling van 6 km waar we twee uur over doen. Lopen we op de heenweg nog naar beneden, terug moeten we datzelfde eind omhoog klimmen. Gelukkig is het niet echt warm tussen de bomen maar de klim is er niet minder zwaar om. De bomen zijn groot, hoog en breed en een van de bomen heeft een doorgang waar vroeger de karren, voortgetrokken door paarden, doorheen reden. Met de huidige auto’s hoef je dat op deze steile bospaadjes niet te proberen. Warm en bezweet komen we uiteindelijk weer terug bij de campers waar we heerlijk lunchen met meloen voor we verder rijden. Steeds hoger klimmen we en steeds mooier wordt het uitzicht om ons heen. De bossen maken plaats voor de kale gladde rotsen waar Yosemite zo beroemd om is en we genieten regelmatig van de schitterende uitzichtpunten over de vallei.
Na een enorme rit arriveren we eindelijk op het hoogste punt van de Tioga pass, 9945 feet (ca. 3.030 meter). De motor heeft het goed gehouden en dankzij het feit dat hier een koude wind waait hebben we het ook niet echt erg heet binnen in de camper waar de verwarming op volle toeren draait om oververhitting tegen te gaan. De afdaling is heel erg steil, niet voor niets wordt geadviseerd aan auto’s met trailers om deze oostzijde van de pas niet omhoog te gaan. Het blijkt ook een aanslag te geven op onze remmen. Drie jaar geleden was dat aanzienlijk minder omdat het toen sneeuwde en regende maar nu met de warmte om ons heen voelen we de auto onder ons trillen bij het remmen als we verder afdalen. Het klinkt niet echt goed maar de remmen houden het en we komen rustig en veilig aan de voet van de pas. Sandra en Rene hebben deze problemen niet. Nu merk je pas goed het verschil met een auto met groot motorvermogen, die remt makkelijk op zijn motor af.
Het kost even wat zoeken want de campground waar we willen gaan staan kunnen we niet vinden maar nadat we een stukje terugrijden de pas op vinden we Lee Vinings campground, midden tussen de bomen, waar we goed naast elkaar kunnen staan. Het is er wel koud, we zitten ook nog op 1.200 meter hoogte en omdat we toch graag buiten willen eten maken we een lekker houtvuur. Dat maakt dat het buiten rondom het vuur redelijk is uit te houden alhoewel we, nadat we heerlijk gegeten hebben en ons vuurtje bijna gedoofd is, wel de rest van de avond binnen zitten. Woensdagmorgen staan we om 7 uur op, nog steeds heerst jetlag bij Sandra en Rene zodat zij opnieuw vanaf 5 uur wakker zijn. Na het ontbijt, dat doen we binnen omdat het buiten slechts 5 graden is, waar Sandra voortreffelijke ham-kaas croissants klaar heeft staan, net vers uit de oven, rijden we naar het Mono Lake om daar te kijken.
Klaarblijkelijk hebben we de verkeerde plek om naar het meer toe te lopen, waar we pas nadat we een enorme afdaling achter de rug hebben, achter komen. Ik klim naar boven om te kijken of ik de camper een stuk naar beneden kan rijden maar dat blijkt volgens de Ranger niet mogelijk zodat ik weer afdaal om Dick, Sandra en Rene te zoeken. Dat valt niet mee. De paadjes zijn smal en lopen door manshoge prikkelige struiken en alleen omdat zij op een gegeven moment op een breed zandpad lopen en ik wat hoger op een heuveltje sta kan ik ze uiteindelijk terug vinden. Tezamen klimmen we terug de steile helling op dwars door de struiken, waarna we achter het stuur kruipen en de weg door de Oost Sierra’s vervolgen. We hebben geen zin om nog op een andere plek bij Mono Lake te kijken. Wel jammer want het is er schitterend, maar een reden om hier terug te keren. Omdat er niet echt veel tijd beschikbaar is voor een toch wel aanzienlijke route is ons doel voor vandaag Death Valley en willen we daar vannacht slapen zullen we toch nog een aardig aantal kilometers moeten rijden. Alleen in Bishop stoppen we even om wat noodzakelijke levensmiddelen te kopen en natuurlijk te tanken. Death Valley mag en wil je niet inrijden met een lege of half lege tank. Eerst rijden we nog op een brede vierbaansweg maar na Lone Pine buigen we af, versmalt de weg en begint deze omhoog te kronkelen. Net als we denken dat we de grootste beklimming achter de rug hebben, we zitten inmiddels op 1.650 meter hoogte dalen we 1000 meter naar beneden die we even later om echt in Death Valley te komen weer moeten zakken. Onze remmen krijgen het met de hitte die hier heerst erg hard te verduren en wij ook want terwijl het buiten 28 graden is staat de verwarming hoog opgedraaid.
Maar uiteindelijk rond half zes arriveren we bij Stovepipe Wells waar op een grote gravel veld een camping is. Er is volop ruimte om te staan. We zetten de campers ergens in het midden neer en pakken de stoeltjes om buiten te zitten, achter de laptop te schrijven en gezellig met elkaar te kletsen. Het is nog steeds warm en zal hier ook nog lang warm blijven. Internet is er niet in deze verlatenheid maar we hebben dat ook niet echt nodig. Terwijl we een praatje met de camphost maken, die controleert of iedereen wel betaald heeft zien we een Coyote voorbijlopen. Het is een mager beestje en duidelijk op zoek naar wat te eten. Onvoorstelbaar dat zo’n beest in deze vallei kan overleven. Tot laat in de avond zitten we heerlijk buiten de camper en we gaan pas naar binnen als we ons bed induiken. Alle ramen kunnen open blijven want ook ’s nachts blijft de temperatuur hoog. Alleen het raam waar in de vroege ochtend de wind opstaat moet dan dichter gezet worden omdat het tocht. De sterrenhemel is fantastisch. Wat schijnen de sterren hier fel en helder en ze komen ook erg laag, het lijkt of je ze zo kunt aanraken, de lucht is dan ook pikzwart. Donderdag 2 oktober worden we al om 6 uur wakker. In tegenstelling tot de andere plekken waar we hebben overnacht is het hier al licht en de zon doet pogingen om boven de bergen uit te komen. Na opnieuw een heerlijk ontbijtje buiten, dumpen we water en vullen we schoon water (Sandra en Rene zijn al echte profs in het camperen) en om kwart over acht rijden we al weg.
Vlakbij de campground zijn de beroemde Sand Dunes waar we natuurlijk even stoppen om foto’s te maken. Helaas lukt het niet om aan de noordzijde te stoppen want daar zijn de contouren mooier door de schaduw. Toch hebben we ook een mooi zicht op de vaak grillig gevormde zand duinen vanaf de plek waar wij ons nu bevinden. Na wat rondlopen over de heuvels en de nodige foto’s te hebben gemaakt stappen we weer de camper in rijden naar een volgende bezienswaardigheid, een boardwalk in de woestijn waar zich na een regenbui water verzameld met bijzondere “guppen”. Om er te komen moeten we wel een enorm grillige gravelweg rijden waardoor de camper in zijn voegen schudt wat meteen tot gevolg heeft dat als we even later bij de Borax mijnen een kijkje nemen onze camper niet meer wil starten. Geen stroom meer. Dick duikt onder de motorkap, onder het dashboard, haalt draadjes los, zet draadjes opnieuw vast, haalt de draden van de beveiliging van de auto los en dan start de auto gelukkig weer en kunnen we verder. Op zoek naar Sandra en Rene die we gezegd hebben dat zij vooral verder moeten rijden. Even later vinden we ze bij Badwater, het laagste punt van Death Valley.
Gelukkig dat we weer samen verder kunnen maken we nog (op het heetst van de dag) een wandeling de Golden Canyon in waar het zindert van de hitte en het maar goed is dat we een grote fles water bij ons hebben. Het is geen erg lange wandeling zodat we om 2 uur Death Valley al verlaten en koers zetten naar Las Vegas. Net als in april toen ik met Hannah en tante Ank hier rondreed valt de afstand toch wel tegen en de weg is best wel lang en omdat we midden in de spits in Vegas arriveren kost het enige tijd voor we bij de campground naast het Casino van Arizona Charlie’s arriveren. Zes uur, net als de receptie op het punt staat om te sluiten, lopen we binnen en kunnen nog net een plekje bemachtigen op een redelijk leeg terrein. Voor ons kleintjes is er altijd wel een plekje zegt de mevrouw aan de balie en dat terwijl wij toch echt de indruk hebben dat onze campers ook wel aan de maat zijn.
Heerlijk zitten we nog buiten, wel in het donker want om zeven uur is het al donkere nacht om ons heen. We genieten van de heerlijke avondmaaltijd die Sandra voor ons klaarmaakt en zitten nog tot half 11 buiten de camper. Vrijdagochtend 3 oktober douchen we ons in de luxe badruimtes die deze campground heeft. Aparte grote ruimtes met wc, douche en wasbak die krakend schoon zijn. Als we op het punt staan om te vertrekken blijkt onze camper een rood lampje te geven voor de remmen. Niet echt verstandig om daar mee door te rijden. Dus spreken we af met Sandra en Rene dat zij gewoon doorrijden, hun route volgend en dat wij eerst een garage opzoeken. Hier in de grote stad hebben we daartoe de mogelijkheid. We hopen hen dan later weer te treffen. Na wat rondbellen vindt Dick een garage in Boulder City, waar we naar toe rijden en waar, nadat de wielen en remschijven eraf gehaald zijn, blijkt dat er beschadigingen zijn op de metalen schijven waar de remblokken op vast zitten (ik weet niet of ik dit nu goed uitleg maar ben dan ook geen technicus). Er wordt dus gekeken of dergelijke metalen schijven hier te koop zijn en wij wachten en wachten. Om het nuttige met het onaangename te verenigen besluit ik met onze waszakken naar de overkant van de straat te lopen waar zich een laundromat bevindt en Dick laat vier nieuwe modder- en sneeuwbanden op de achterwielen zetten omdat dat toch ook nodig is en we toch moeten wachten tot de onderdelen gearriveerd zijn. Uren later, eind van de middag, blijkt toch dat onze onderdelen hier niet te krijgen zijn dus worden onze nieuwe remblokken, meegenomen van huis, op een zorgvuldig schoongemaakte metalen plaat gemonteerd, samen met de nieuwe sensor. Het blijkt niet gevaarlijk, volgens de garage, om zo door te rijden alhoewel het natuurlijk mooier was geweest ook nieuwe metalen platen te monteren. Al met al betekent dit dat we vandaag niet meer achter Rene en Sandra aanrijden. Het is te laat in de middag om nog verder te gaan dus blijven we hier in Vegas slapen en morgen gaan we richting Bryce Canyon.
Nadat we een lekker biertje hebben genomen op de zeer drukke campground van Sam’s Town, opnieuw staan we achter een casino, besluiten we daar een hapje te eten.Ik heb nog een spelerskaart van drie jaar gelden, niet dat ik ermee gespeeld heb maar mogelijk krijgen we er korting mee bij het buffet. Dat laatste is niet het geval maar voor weinig geld eten we werkelijk voortreffelijk. Wat is het vlees voortreffelijk en zo ook de suikervrije taartjes na afloop. Het is gewoon jammer dat we geen doggie-bag mee kunnen nemen. We lopen nog wel wat door het casino maar ik ben niet zo’n gokker en Dick wil absoluut niet meer gokken als ik er bij ben want dan moet hij bij iedere winst van mij meteen cashen. Dus lopen we al snel weer het casino uit naar de camper waar we even later in diepe slaap vallen. Zaterdag 4 oktober worden we om 7 uur wakker en na een lange douche en kort ontbijt laten we Las Vegas achter ons liggen. Begin november zullen we hier weer terugkeren, hopelijk met nieuwe metalen schijven die in dezelfde garage gemonteerd kunnen worden. Ik vind dat niet erg want dat betekent dat we weer terugkomen in deze zo fascinerende stad. Al snel laten we de drukte van Vegas achter ons en rijden we op Interstate 15. Er is namelijk geen andere weg om naar het oosten te komen, tenzij je meer dan 150 mile omrijdt. Langs de weg ziet het geel van de bloemen, overal ligt ook water, mogelijk het gevolg van de enorme donderbui die we vannacht op enige afstand van Vegas voorbij hoorden trekken.
De bergen naderen snel, we rijden dwars door de schitterende Virgin Canyon, waar zich de eenzame camperplek bevindt waar we drie jaar gelden met Thomas en Thecla overnacht hebben. Was deze toen praktisch leeg nu staan er behoorlijk veel campers. In Mesquite stoppen we even om een sms’je naar Sandra en Rene te sturen. Zij hebben hier vannacht geslapen en zijn inmiddels ook op weg naar Zion National Park. Regelmatig gaan de sms’jes heen en weer en uiteindelijk weten we op welke camping we elkaar vanavond kunnen treffen. Dankzij de door Rene doorgestuurde coordinaten vinden we in Springdale, bij een van de vertrekpunten van de shuttle die Zion inrijdt, hun “Road-Bear”. Helaas is, door de enorme toeloop van toeristen, om één uur ’s middags in de wijde omgeving geen enkele parkeerplek te vinden en evenmin is dat het geval bij het Visitor Center van Zion National Park. Dus rijden we verder, nadat ik even naar binnen ben gerend om een stempeltje in ons Park Paspoort te halen. Wij vinden dat we geen escort nodig hebben om door de in het park aanwezige tunnel te rijden. Onze camper is immers nog gebouwd op de smalle Zwitserse bergwegen en nadat de Ranger onze camper heeft opgemeten, 89” breed, geeft deze ons gelijk. Nu onze camper klaarblijkelijk ook op de Zion Tunnel is gebouwd mogen we zonder verdere bijbetaling gebruik maken van de smalle tunnel die in 1920 dwars door de bergen geboord is en daarmee een snelle route openstelde naar Bryce Canyon en de Noord Rim van de Grand Canyon. Over een haarspeld weggetje rijden we de berg op die naar de tunnel gaat. Het geeft telkens weer een schitterend zicht op de imposante bergwereld. In de tunnel blijken we met alle gemak te passen, alhoewel tegemoetkomend verkeer duidelijk wat aarzelt om ons te passeren.
Aan de andere zijde van de tunnel wacht een woeste bergwereld op ons, met gladde gedraaide rotsen en steile wanden die doen denken aan Kings Canyon in Australia. Het is een schitterende rit en haast jammer als we weer op een vlakkere weg arriveren. In Glendale stoppen we bij de afgesproken campground en het lukt nog net om twee plekjes naast elkaar te bemachtigen. Nadat wij de camper hebben neergezet kijken we rond op deze ranch campground waar nog een oude wagen van de pioneers klaarstaat en zich ook een enorme appelboomgaard bevindt waar we appels mogen verzamelen. Er blijken heel wat goede appels op het gras te liggen en al snel heb ik een grote zak vol die ik later op de avond zal gaan schillen om tot appelcompote te koken.
Ook staan er meerdere oude werktuigen en wagens die de tand des tijds meestal maar gedeeltelijk hebben doorstaan. Om 5 uur arriveren Sandra en Rene en samen kunnen we nog anderhalf uur buiten in het zonnetje genieten van de warmte en de ezels en lama die naast ons in het weiland staan. Dan zakt de zon achter de bergen en wordt het direct koel. Slechts tussen de campers in is het nog mogelijk om buiten te eten, alhoewel je dan wel met lange broek en trui aan moet zitten. Zondag 5 oktober gaat zoals altijd de wekker om zeven uur en na een lekker ontbijt, binnen in de camper van Sandra en Rene, omdat het buiten 7 graden is, rijden we naar Bryce Canyon. Bij de ingang laten we één camper staan en met de andere rijden we het park in. Er staan namelijk overal borden dat er “limited parking” is. Bij Sunset point boffen we want ondanks de enorme drukte blijkt er nog één parkeerplekje over en na ons vergapen te hebben aan het panorama uitzicht over de Hoodoos besluiten we een wandeling te maken de canyon in.
Deze Navajo loop lopen we tegen de klok in wat een goede keuze blijkt te zijn want het merendeel van de mensen loopt deze route met de klok mee. Onze weg is daarom beduidend minder druk. Het is een schitterende tocht, diep de canyon in. Het betekent heel veel afdalen en later heel veel klimmen maar het zicht op deze machtige hoodoos is, vanuit een laag standpunt, fantastisch. Nadat we twee uur later terug zijn van de wandeling rijden we het park weer uit, maken nog wat foto’s bij een aantal kitscherige huizen met jail waar Sandra en Rene 20 jaar geleden ook foto’s hebben gemaakt en rijden dan verder naar Escalante. Het dorpje stelt niets voor maar de weg die daarna volgt is spectaculair. Hij klimt en klimt en klimt en daalt vervolgens weer net zo hard en klimt weer eindeloos omhoog tot we uiteindelijk 2900 meter hoogte bereiken.
We rijden tussen de geel gekleurde aspen (berkenbomen) door en hebben een schitterend zicht op de vallei onder ons met zijn knalrood gekleurde rotsen. De rit is wel een aanslag op de camper met al dat klimmen en dalen maar uiteindelijk arriveren we om 5 uur veilig en wel op een campground in het Dixie forest. Duidelijk is dat men bezig is deze camground, die zich op 2600 meter bevindt, binnen afzienbare tijd te sluiten want er is geen host meer en evenmin zijn er enveloppen om te betalen. 250 Meter hoger de berg op hebben we ook al gekeken bij een campground maar daar was het pad om bij de plekken te komen erg smal en bochtig en niet echt een aanrader voor voertuigen langer dan 22 feet. Daarbij is de temperatuur iets aangenamer als je op wat lagere hoogte verblijft. Dankzij het feit dat de zon nog volop op onze plekjes schijnt kunnen we nog lekker buiten zitten. Nadat deze achter de bergtop zakt wordt het veel minder aangenaam en keldert de thermometer direct met 10 graden naar 7 graden celsius. We nemen dus afscheid van Bob en Barbara uit Queens, New York, die gezellig bij ons in het zonnetje een wijntje kwamen drinken en genieten in de camper van de voortreffelijke pasta die Sandra voor ons bereid heeft. Laat maken we het niet want om half negen lig ik al in bed en slaap door tot maandagmorgen zeven uur. Ondanks het feit dat de zon al schijnt en de lucht staalblauw is ontbijten we binnen, 6 graden is echt te koud om buiten te zitten. Snel wordt het gelukkig warmer, we dalen dan ook af naar lagere regionen. Voor we er erg in hebben rijden we Capitol Reef National Park in waar we in Fruita, een voormalige nederzetting van de Mormonen, nog een schooltje bekijken wat zich onder een enorme rotswand bevindt. We hebben er goed aan gedaan gisteren niet tot hier door te rijden want de kleine camping in de appel boomgaard is “fully booked”. Langzaam kronkelt de weg zich door een smal dal en we vergapen ons aan de omgeving. Zijn er eerst nog hoge kale rotsen en een stromend riviertje waardoor er regelmatig appelboomgaarden langs de weg te vinden zijn, al snel verandert het landschap in een desolate woesternij. Om ons heen bevinden zich versteende grijze, hoge zandbergen en pieken, die er uit zien als het vel van een olifant. Nergens om ons heen is nog enig teken van leven te bekennen. Het is wel fascinerend om door zo’n doods landschap te rijden en we vragen ons af wat iemand heeft bezield om te midden van deze woestenij een huis te bouwen.
Uiteindelijk arriveren we weer in de bewoonde wereld, in het kleine dorpje Hanksville, waar de prairie begint. Iets verderop moeten we afbuigen om uiteindelijk bij Goblin Valley aan te komen. In het State Park blijkt geen overnachtingsplek beschikbaar, dus we zijn blij dat Bob en Barbara ons vanmorgen verteld hebben dat we vrij kunnen staan op een stuk rotsachtige grond naast Little Wild Canyon, waar we een kijkje nemen. En ja, 10 km van het State park verwijderd, een stuk de gravelweg oprijdend, blijkt zich inderdaad een groot kaal terrein te bevinden waar je goed zou kunnen overnachten. Wij zetten onze camper er alvast neer en rijden met Sandra en Rene terug naar het State Park.
Vanaf de parkeerplek zie je de vreemde rotsformaties al liggen in een zandvallei. Op ons gemakje lopen we er enkele uren erdoorheen, het is hier onwerkelijk en het voelt alsof je op een andere planeet loopt. Doordat de lucht staalblauw is zijn er schitterende plaatjes te schieten. Uiteindelijk na vele liters water te hebben gedronken, niet echt slecht met deze warmte, zijn we terug bij de camper en rijden naar ons camperplekje. Daar blijken inmiddels nog twee andere campers te zijn gearriveerd die hier waarschijnlijk ook zullen overnachten. De rest van de middag zitten we lekker buiten in het zonnetje, alleen Dick is bezig met het schoonmaken en controleren van de bedrading. Iedere keer springen onze zekeringen er namelijk uit en Dick vindt dat dat maar eens over moet zijn. Natuurlijk maken we buiten ons eten klaar en eten we ook lekker buiten. Tot zeker half negen blijft de temperatuur aangenaam en kunnen we buiten blijven zitten. Donker wordt het niet want het is bijna volle maan en dat maakt dat je zelfs nu de nacht is ingevallen alles goed kunt zien. ‘s Nachts om 1 uur wordt ik door Dick wakker gemaakt. Er zwerft een coyote rond de camper. Ik heb (stom natuurlijk) ons afval buiten gezet en dat probeert hij weg te trekken, waarbij hij door Dick gestoord wordt. Gelukkig is ons afvalzakje nog niet kapot, slechts één blikje is eruit gerold. Om te voorkomen dat de hele omgeving bevuild wordt door ons afval loop ik naakt, de door de maan fel verlichte nacht in, pak ons vuil en zet het binnen in de camper. Daarna feliciteer ik Dick die net jarig is geworden. In de morgen wordt Dick wakker gemaakt met felicitatie-gezang en een cadeau van Sandra en Rene waaronder een bijzondere kaart uit zijn geboortejaar, waaruit we kunnen leren wat zich allemaal heeft afgespeeld in het jaar 1947. Alhoewel we buiten ontbijten blijkt het toch wel erg koud te zijn want mijn benen beginnen onbeheersbaar te trillen en onze handen veranderen in ijsklompjes. Erg rouwig zijn we er niet om als we, nadat alles afgewassen en opgeborgen is, de camper instappen en naar Moab rijden. De afstand die we moeten afleggen is niet erg groot dus al voor 12 uur arriveren we daar. Alle campingplekjes in Arches National Park zijn vol, maanden tevoren al gereserveerd, zodat we in Moab verder zoeken. We zijn gelukkig erg vroeg waardoor we bij de derde campground een plekje hebben. Wat is het in deze omgeving druk. Nadat we ons plekje bekeken hebben rijden we het stadje Moab in. Het is echt tijd om onze voedselvoorraden weer eens aan te vullen en ook de tanks van onze campers kunnen wel een slokje gebruiken. Rond drie uur zijn we terug op de camping. Tijd genoeg om een duikje te nemen in het hier aanwezige zwembad en ook om onze vuile kleding weer eens in een machine te stoppen. Tussen de twee campers in hebben we een plekje waar we heerlijk aan twee camping tafels kunnen zitten en pas als de zon ruim onder is en de nacht is ingetreden maken we ons op om naar een naburig steakhouse te lopen.
Niets is immers leuker dan op een verjaardag lekker uit eten te gaan. We boffen want er is plaats in een steakhouse op loopafstand van de camping, waar het ook nog eens on- Amerikaans warm is zodat we lekker in ons t-shirt kunnen zitten. Het eten smaakt goed en na een heerlijke maaltijd lopen we uiteindelijk door de maanverlichte nacht weer terug naar de campground. Woensdag 8 oktober slapen we tot 7 uur. We hadden langer kunnen slapen omdat we vandaag niet echt haast hebben maar waren gewoon wakker. Sandra heeft voor het ontbijt ham- kaas croissants gemaakt die heerlijk smaken. Met één camper rijden we naar Arches National Park. Omdat de parkeerruimte het meest beperkt is bij Delicate Arch gaan we daar eerst naartoe en vinden er meteen een plekje.
Na een klein uurtje lopen en klimmen komt Delicate Arch van achter de rotsen tevoorschijn. Het is alweer de derde maal dat wij deze tocht maken en iedere keer weer weet deze Arch ons te ontroeren. Via een steile en gladde helling lopen we naar de voet van deze hoog boven ons uit torende Arch. Het is een prachtig om zo dicht bij zo’n enorme massieve en toch zo delicate rots te staan, je voelt je wel heel erg nietig. We boffen want er is een beetje blauw in de lucht en ook het zonnetje laat een paar stralen schijnen zodat de foto’s net dat contrast krijgen wat ze nodig hebben. Meer dan een uur lopen we rond, poseren, maken foto’s van onszelf en van anderen en genieten. Uiteindelijk (we hebben weer een foto voor ons visitekaartje) scheuren we ons los na nog een laatste blik door een venster in de rotswand en dalen af naar de parking die nu helemaal vol staat. Na een lekker kopje koffie rijden we verder naar de Landscape Arch. Gelukkig vertrekt er net een auto zodat we de camper kunnen parkeren waarna we op ons gemakje naar deze Arch lopen. Het landschap is totaal verschillend maar de zon die straks nog lekker scheen en voor contrast zorgde is helaas achter een dik wolkendek verdwenen. Toch is ook deze Arch, die er na een gedeeltelijke instorting in september 1991 erg breekbaar uitziet nog steeds mooi, maar hij haalt het niet bij de grote staande Delicate Arch. Na nog langs twee andere mooie Arches te zijn gelopen rijden we langzaam uitgang park met een laatste wandeling langs Balanced Rock. Je blijft je verbazen over de rotsformaties in dit park en dan hebben we op deze dag waarop we iets meer dan 9 kilometer lopen slechts een heel klein deel gezien.
Als we om half vijf terugkeren op de camping duiken we het warme bubbelbad in. Niet alleen weken we lekker schoon door het vele zeepsop wat rondschuimt ook blijkt het warme water heerlijk voor onze de vermoeide spieren. Er is slechts een nadeel en dat is dat we loom het water uitstappen. Voor mij is dat niet zo erg maar Dick moet daarna meteen aan de gang om een rijstmaaltijd te bereiden. Dat kan gelukkig in de buitenlucht want het is niet echt erg koud. Eten doen we toch maar binnen want tegen de tijd dat deze lekkere maaltijd gereed is, is het toch wel erg afgekoeld.
Mooi verhaal. Het leest alsof ik er zelf bij was 🙂