Van Chicken naar Susitna Landing

‘s Avonds begint het te regenen in Chicken en als we maandag ochtend opstaan is het druilerig en miezerig weer en dat betekent dat we de eerste paar mile vanuit Chicken over een dikke vette klei-achtige substantie rijden (zeg maar beter glijden). In tegenstelling tot dat wat de “Milepost”  beschreef (onze Lonely Planet voor de Alcan en andere highways in Alaska) begint de asfaltweg niet direct in Chicken maar een paar mile erbuiten. Dat de op de weg liggende  modder substantie glad is merken we niet alleen bij het rijden want even buiten het dorp ligt ook een RV (Recreational Vehicle) half verzakt in de berm. Duidelijk weg gegleden of bij een verkeerde stuurmanoeuvre in de berm terecht gekomen. Om die RV hier (in de bush) eruit te krijgen zal nog best wat moeite (en geld) kosten.
Nog voorzichtiger rijden we verder en uiteindelijk bereiken we de asfaltweg en kunnen we meer ontspannen onze reis voortzetten. (Dat “ontspannen” slaat op Tita want Dick doet alsof het rijden in deze klei-moddertroep de gewoonste zaak van de wereld is).
Maar of de weg beter wordt nu we eindelijk het asfalt bereiken? Nee hoor, het grootste deel van Alaska heeft permafrost in de grond en dat betekent dat hele stukken weg verzakt zijn en sleuven en gaten in de weg zijn ontstaan dus met veel gehobbel, maar zonder zuigende modder, zetten we onze weg voort .

We zijn weer echt in Amerika, verkeersborden zijn doorzeefd met kogelgaten, langs de weg staan zooierige brievenbussen op een kluitje (makkelijk voor de postbesteller) en de bermen worden door burgers of organisaties schoongehouden.

In Amerika bestaat het systeem van “Adopt a Highway “en wanneer je een “Highway Adopt”  betekent dit dat je de bermen van de betreffende highway over tenminste twee miles schoonhoudt. Als dank krijg je dan toch mooi een vermelding van je naam op het bordje langs de highway en in sommige staten wordt zelfs het jaartal, vanaf wanneer je dit doet, vermeld  (sommigen mensen houden een stuk berm van 2 mile al meer dan 20 jaar schoon).
Een uitstekend systeem om alles netjes te houden en dat samen met de overal volop aanwezige bush toiletten en vuilnisbakken, maakt dat Europa hier echt een voorbeeld aan kan nemen.

De weg kronkelt zich door de bergen en pas tegen 11.00 uur klaart het op en komt de zon met blauwe lucht tevoorschijn. In Tok komen we weer op de “Alcan” en ondanks het mooiere weer hier besluiten we niet te blijven maar door te rijden. De rivieren die we nu overtrekken zijn enorm breed met slechts een klein stroompje water en andere rivieren liggen nog vol met ijs van zeker een meter dikte. Na een stop bij een vleesfabriekje wat smakelijk porc- en bizonvlees verkoopt,  rijden we Delta Junction binnen, het eindpunt van de Alaska Highway.

Vanwege onze enorme berg wasgoed besluiten we hier op de echte campground te overnachten in plaats van in een statepark. Het weer is inmiddels zodanig opgeklaard dat we lekker buiten kunnen zitten en de laundry hier ziet er niet alleen geweldig uit maar functioneert ook goed zodat we tegen 10.00 uur ’s avonds  alle kleding en lakens weer schoon en droog op kunnen bergen in de kastjes.
Onze bedtijd ligt thans aanzienlijk later dan in het begin van onze tocht (loopt nu tegen 12.00 uur ’s nachts) maar dat komt doordat de altijd maar schijnende zon ons besef van tijd volledig ontregeld heeft.

Op de langste dag, dinsdag 21 juni, rijden we naar het Noordelijkste punt van onze reis, de stad Fairbanks. De zon schijnt  ’s ochtends al volop en de temperatuur loopt op naar 25 graden.
Uiteraard maken we voor vertrek eerst noch even een paar foto’s van het officiële einde van de Alcan Highway en bekijken we de 900 mile lange Pipeline die olie vanaf Prudoe Bay, aan de Arctic Ocean, naar Valdez vervoert en hier de weg kruist.

Volgens de “Milepost” kunnen we bij het Knottyshop Roadhouse , wat op onze weg ligt, een gratis ijsje halen zodat we daar natuurlijk een stop maken. Als je het hier trouwens over een ijsje hebt betekent dat een andere afmeting dan in Europa. Zeker 2 mensen zouden genoeg hebben aan mijn “Small Free Icecream” bestaande uit one scoop (1 bolletje,zeg maar maxi bol).

Dankzij deze stop vinden we ook een mooie (namaak) bontmuts voor Tita,  dus (gevuld door het ijs en tevreden met de aankoop) vertrekken we weer. Niet echter nadat we eerst weer uitgebreid met Bill en Marilyn hebben gesproken die in Dawson Creek,  het beginpunt van de Alcan,  naast ons op de camping stonden en die we sindsdien, net als een aantal andere reizigers op deze route, regelmatig weer ontmoeten.
Alhoewel we nu vlakbij Fairbanks zijn kunnen we niet direct doorrijden. Er moet natuurlijk gestopt worden in het plaatsje North Pole waar het huis van Santa Claus staat.

Al In de verte is de meer dan levensgrote Santa te zien en nadat ik (Tita) de achter zware hekken staande rendieren (o.a Dancer en Dasher) geaaid heb (hun geweien voelen aan als fluweel, maar waarschijnlijk zijn ze, gelet op de dubbele en zware hekken, toch wel gevaarlijk) lopen we het Santa Claus huis binnen.
Het ruikt en ziet er uit als kerst en (net als op de TV) staan rijen mensen  te wachten totdat ze bij Santa Claus kunnen komen. Zelfs volwassenen willen graag op zijn knie zitten (met name de vrouwen natuurlijk).
Ja , we zijn in een andere wereld beland, hier is het altijd december.

Het is leuk rond te lopen en de mensen te bekijken maar daar Santa ons toch minder doet dan de Amerikanen, blijven we niet al te lang rondhangen en rijden we de laatste 14 mile naar Fairbanks.

Deze stad heeft  twee leger (luchtmacht) bases zodat we regelmatig formaties gevechtsvliegtuigen zien overvliegen (Fairbanks is home van de “Red Flags”,  Aad) en in de stad lopen veel geuniformeerde miliairen rond. We vinden een mooi plekje op het giga grote parkeerterrein van de Walmart, tussen zeker 15 andere campers en caravans.
Het is nu rond de 25 graden, maar daar we inkopen moeten doen, houden we toch maar onze hoodies aan. We hebben al regelmatig ervaren dat Amerikanen de gewoonte hebben om overal de airco op een zodanige temperatuur te zetten dat het binnen koud tot steenkoud is, iets waar de Amerikanen klaarblijkelijk helemaal geen last van hebben want iedereen loopt hier gewoon in zijn t-shirt.
Tegen 9 uur ’s avonds slaat het weer om en gaat het wat miezeren maar daar hebben we, zittend op de bank met onze e-readers, geen last van.

Om bij te komen van de langste dag en dus de korste nacht, staan we woensdag 22 juni  wat later op dan normaal, met als gevolg dat als wij pas aan het ontbijt zitten onze Duitse buren, die we ook al 1200 mile lang regelmatig tegenkomen, al wegrijden naar Denali National Park. Eigenlijk hebben ze, vanwege het slechtere weer, geen zin om er nu al naar toe te rijden maar ze hebben gereserveerd (en betaald) zowel voor de camping als de bustocht in het park dus ze moeten wel. De wolken hangen echter laag in het dal dus of er in het National Park waar de hoogste berg van Alaska, Mt. Mc Kinley staat, dan ook wat te zien is?

Onze eerste bestemming in Fairbanks is het Visitors Center waar we zoals in iedere stad informatie vragen over wat echt niet gemist kan worden. Tot onze verbazing blijkt dit Visitors Center een prachtig diarama/museum te bezitten waar we best wel enige tijd rondbrengen (en dat voor Tita die helemaal niet van musea houdt). In tegenstelling tot andere uitstallingen is de tentoonstelling bijzonder informatief en interessant en we kijken ook nog wat films, buiten is het toch geen stralend weer. We komen steeds meer tot de conclusie dat alle informatie bij elkaar (Yukon en Alaska zijn erg verweven met elkaar in de historie) ons toch wel een goed beeld geeft van wat zich hier eind 1800 en begin 1900 allemaal heeft afgespeeld. Het verlangen om hier gedurende de wintermaanden toch ook eens rond te kijken wordt wel steeds groter, ook al is er hier in Fairbanks dan slechts 3 ½ uur schemerlicht per dag en kan de temperatuur dalen tot 50 graden onder nul, toch moet dit een schitterende omgeving zijn in de winter.

Op een uurtje rijden van Fairbanks is ook een echte natuurlijke Hot Spring en aan de foto’s in het Visitor Center te zien vermaken de mensen zich prima met warm water en metershoge bergen om zich heen. En uiteraard is het dan de tijd om de Aurora Borealis (Noorderlicht) te bekijken. Ja, deze stad heeft wat.  Mijn hart heb ik er, net als aan Dawson City, verloren. We slenteren een tijdje door Downtown, wat meer een dorps- dan een stads uiterlijk heeft, rond en heerlijk aandoet. Drinken koffie op een terrasje, praten uiteraard met vele Alaska-mensen en ontmoeten weer Bill en Marilyn.
We kijken (aan de rivier de Cheena) bij de startplaats van de Yukon Quest, een sleehondenrace van 1000 mile door onherbergzaam gebied die in februari wordt gehouden en via Dawson City naar Whitehorse voert en die naast de 1100 mile lange Iditarod race (van Anchorage naar Nome) de grootste uitdaging op dit gebied is. Uiteraard knuffelen we enkele sledehonden (Tita, want Dick houdt er niet zo van) en dan begeven we ons nog even naar het Universiteits terrein waar naast een aantal rendieren, enkele grote muskus-ossen rondlopen. Het zijn enorme dieren die eruit zien als een kruising tussen een Buffaloo in de USA en die in Afrika en ook deze dieren staan weer achter dubbele zware hekken dus echt goed fotograferen (laat staan aaien) kunnen we ze helaas niet.

Onze laatste bestemming vandaag is het Pioneer Park waar oude huizen van overal in de stad, naar toe zijn gebracht die nu samen een oud stadje vormen. Het is leuk hier rond te lopen en uiteraard ligt er ook een radar stoomschip, de SS Nenana, die helaas niet zo mooi bewaard is gebleven als de SS Klondike en de SS Keno.
En dan is het al weer tijd om een campingplekje te zoeken, uiteraard weer op het Walmart parkeerterrein, waar vandaan we nog even naar de stad lopen (slechts 40 minuten) om in het Visitors Center nog een paar andere films te gaan bekijken. Het is heerlijk weer als we tegen 21:00 uur weer buiten staan en het is lekker om terug naar de camper te wandelen waar we nog een lekker glaasje wijn  drinken. Zelfs  in Alaska is de wijn,  net als trouwens het bier, aanzienlijk goedkoper  dan in Canada.

Donderdagochtend staan we vroeg op om te gaan internetten. We hebben ontdekt dat we free internet hebben op de parkeerplaats van het Pioneer park dus dat is, nog voor het ontbijt, onze  bestemming . We plegen wat telefoontjes via skype, doen wat noodzakelijke betalingen en verzenden mailtjes  en dat maakt dat pas tegen 11.00 uur wegrijden waarna we tanken (diesel en water ) en ook de gelegenheid hebben ons grey- en black water te lozen zodat we even zonder echte camping kunnen.. Alhoewel het redelijk weer is hangen er veel wolken en wordt het niet warmer dan 18 graden. Niet echt weer al om nu de bergen in te trekken en omdat het ons prima bevalt in Fairbanks, besluiten we nog een dag langer te blijven.
Er is genoeg te zien. Ieder jaar in Maart wordt in Fairbanks een Ice sculpture wedstrijd gehouden, bezocht door artiesten uit vele landen en een van hen (een Chinees) werkt in het Ice Museum, waar enkele van de ice sculptures zijn opgeslagen. Het is leuk om te zien hoe deze beeldhouwwerken gemaakt worden en we krijgen ook een demonstratie ijs bewerken te zien.

De rest van de middag besteden we aan rondlopen langs de vele winkeltjes in het stadje, doen we wat laatste boodschappen en kijken we vanachter een lekker kopje cappucino naar de mensen die hier allemaal rondlopen. Er zijn veel Natives in Fairbanks (oorspronkelijke bewoners), die enorm op de inwoners van Mongolie lijken (soms waan ik me weer in Mongolia Yvonne). Dat laatste is niet verwonderlijk want de afstand Alaska – Mongolie is niet zo ver en de eerste inwoners zijn vanuit die streken hier aangeland.

En dan is het tijd om  naar de universiteit van Fairbanks Alaska te rijden waar in de bibliotheek een lange film is over de aanleg van de verschillende spoorwegen in Yukon (Canada) en Alaska. Het is best interessant en vult weer een ontbrekend stukje geschiedenis van dit fascinerende land.
Daar de campus van de universiteit hoog op een heuvel ligt zien we bij het verlaten van de universiteitsbibliotheek in de verte Mt. Mckinley, die hoog uittorend boven  de andere heuvels en schitterend beschenen door de avondzon. Even verderop nog even een stop om de honderden Sandhill Cranes te bekijken (Kraanvogels) die hier in de weilanden een tussenstop maken op hun tocht naar de toendra’s in het noorden. In Alaska is men wat meer vrijgevochten en regels tellen er wat minder dus niemand kijkt vreemd op als we voor de derde achtereenvolgende nacht een overnachtingsplekje zoeken op het parkeerterrein van Walmart.  Ach we zijn niet de enigen die hier meer dan een nacht staan.

Vrijdag 24 juni schijnt de zon aan een strakblauwe hemel en wordt het tijd om naar Denali National Park te rijden. De weg is prachtig en voert  door een redelijk breed dal waar langs de bergtoppen van de Alaska Range zich uitstrekken. Opnieuw verbazen we ons over de uitgestrektheid en leegte van dit land. Hele stukken is er niets of niemand te bespeuren en dan plotseling verraad een langs de weg staande brievenbus dat er ergens toch bewoning is.  Rond half 12 rijden we (zonder reservering) Denali National Park in en dat betekent: geen plek om te slapen. Alles is volgeboekt.
Nu we op de campground in het park  geen plekje kunnen krijgen besluiten we het park in te rijden voor zover als toegestaan (dat betekent 14 mile rijden, de rest van het park is alleen toegankelijk in een toerbus waar je tegen redelijk wat dollars een plaatsje kunt boeken) en dan buiten het park een ander overnachtingsplekje te zoeken. Dat vinden we al snel want buiten het Denali National Park ligt Denali State park, waar bij de North Vieuw parking, annex campground, een grote en stille parkeerplaats is die ons een schitterend zicht biedt op Mt. Mc Kinley en de andere bergtoppen van de Alaska Range. Lang nadenken of we hier willen blijven hoeven we niet en de rest van de middag (het is pas 3 uur} zitten we heerlijk voor de camper in het zonnetje, maken zo nu en dan een praatje met andere voorbijgangers, lezen wat en kijken we naar het schitterende, voor ons liggende bergmassief en de 6197 meter hoge top van de Mt. Mc Kinley.
Tot 10.00 uur ’s avonds blijven we in de zon zitten, dan verhinderen de vele mugjes en vliegjes een prettige voorzetting van een verblijf buiten en besluiten we ons achter het horregaas in de camper te verschansen.

Het weer kan geen grotere tegenstelling vormen als we zaterdagmorgen wakker worden. De wolken zijn tot in het dal gekropen, het miezert wat en van de machtige bergwereld is weinig meer te zien. Na het ontbijt rijden we dus weer verder en bestuderen de Black Bear die voor ons de weg oversteekt en, na ons even aangekeken te hebben, zijn weg vervolgt door het struikgewas. We lopen door een moerassig stukje berm om het hier groeiende Cotton Gras te bewonderen en te fotograferen en zien dan, op de kruising naar het dorpje Talkeetna, waar alle klimmers van Mt. Mc Kinley zich moeten registreren en gebriefd worden, een Visitors Center met free internet. Een ideale plek om even te skypen.
We spreken Thecla en Hannah en even later Rene en Sandra, die ons met zijn I-phone, een korte impressie geeft van het altijd gezellige Zeeland weekend van Aqualis. De door Marcel zo heerlijk bereide worstjes, doen ons het water in de mond lopen, maar terwijl we wel iedereen even kunnen zien en begroeten, is er nog geen manier uitgevonden om via een kabel iets te nuttigen. Er zal derhalve niets anders op zitten dan een dezer dagen zelf de barbecue aan te steken willen we kunnen genieten van deze op houtskool (of hout) bereidde lekkernijen.

Tegen half 3, na eerst lekker Lapsang Souchong thee en cappucino gedronken te hebben in een bakery,  bereiken we het dorpje Talkeetna waar we bij het Rangerstation met een Russisch klimteam spreken wat een toppoging gaat wagen (slechts de helft van het aantal klimmers bereikt maar de top) en kijken naar de film die de zware omstandigheden laat zien die de klimmers van deze zo Noordelijk liggende bergtop moeten overwinnen om erin te slagen de top,  op  6197 meter hoogte, te bereiken.
 
Na nog even de drie grote rivieren te hebben aanschouwd die hier samenkomen rijden we verder. Het weer is inmiddels wat opgeklaard en al snel vinden we een leuke camping aan de rivier de Susitna. Het is lastig om nog een vrij plekje te vinden want het King season is begonnen en dat betekent  dat er in het weekend op de King Salmon mag worden gevist met als resultaat dat iedere man, die een dure vergunning ( $ 30,– per dag) heeft betaald, in Alaska (een enkele vrouw vist ook) of in zijn boot of staande in de rivier, zijn hengel uitwerpt om deze gigantische zalm te vangen. De vergunning geeft je het recht om gedurende 4 weekenden van zaterdag t/m maandag 1 King Salmon per dag te vangen. En ja hoor zo nu en dan wordt zo’n grote zalm aan de haak geslagen en kunnen we die bewonderen voordat of nadat hij genuttigd is. De King Salmon is de grootste zalm die er is en kan enkele honderden dollar’s per stuk opleveren. De op de foto staande zalm is goed voor $ 400.

We zitten weer op een campground waar velen geinteresseerd zijn in de herkomst van onze licence-plate en dus brengen we een gezellige avond door met Gary, Lynda, Barry en Marlene uit Alaska. We hebben elkaar heel veel te vertellen en bij het lekkere houtsvuur, genietend van zelf gerookte zalm, praten we tot zeker 24:00 uur over veel verschillende, soms diepgaande onderwerpen. Het is jammer dat beide stellen de volgende dag al weer vertrekken maar via de mail zullen we zeker contact met hen blijven houden.

Dit bericht is geplaatst in USA en CANADA 2011-2012. Bookmark de permalink.