Van drukke steden naar de grote leegten
De tien dagen die we in Nederland hebben doorgebracht zijn omgevlogen. Veel tijd heb ik doorgebracht met tante Ank en natuurlijk hebben we ook haar 90e verjaardag gevierd. Wat een feest was dat en wat was het gezellig. Maar maandag 3 november gaat dan toch echt de wekker om 02.45 uur en nog voor half vier zitten we in de taxi die ons naar Schiphol Airport brengt. Er is geen verkeer te bekennen op de rijksweg dus arriveren we te vroeg en moeten dus nog enige tijd wachten voor we onze twee tassen, volledig gevuld met reserveonderdelen voor de camper, kunnen inchecken.
Totaal hebben we 41,9 kilo aan bagage maar dat is toegestaan dus niemand maakt er enig probleem over. De enige die zich zorgen maakt ben ik want wat gaat de douane doen bij deze vreemde bagage. We hebben eerst een vlucht naar Frankfurt en pas vandaar vliegen we naar San Francisco dus hoeven we niet door de douane. Eigenlijk is de afstand naar Frankfurt te verwaarlozen en omdat we gelukkig niet heel veel overstaptijd hebben zijn we al snel bij de gate vanwaar we naar America vliegen. Het is er enorm druk en we gaan maar in de rij staan om te boarden. Lang hoeven we niet te wachten want onze rij mag tegelijkertijd met First- en Businessclass passagiers het vliegtuig in. De eerste twee via een boven ingang en wij via beneden. We blijken met een Airbus 380 te vliegen, zo’n monster waar 526 personen in passen, iets wat je niet zou zeggen als je het vliegtuig van binnen ziet. Wel lijkt het of er meer ruimte is voor je benen en ook staan er slechts 10 stoelen naast elkaar. De vlucht is fully booked, waar je eigenlijk ook weinig van merkt en vliegt voorbij. Opnieuw is er een film over het leven van…. . Klaarblijkelijk is dat in want ik heb de laatste tijd al films gezien over Yves St. Laurent (mode ontwerper), Steve Jobs (oprichter van Apple) en Nelson Mandela en ditmaal gaat het over Ray Charles. Helemaal volg ik het niet want, als gevolg van het vroege opstaan en de prachtige muziek van Ray Charles, val ik onder de film als een blok in slaap om pas weer wakker te worden als het ontbijt of, beter gezegd, de lunch geserveerd wordt. Om 12. 30 landen we op San Francisco. Na de douane procedure, met een nieuw verblijfs-stempel voor een half jaar, moeten we redelijk lang wachten op onze bagage (die wel ongeopend arriveert) zodat we uiteindelijk pas rond twee uur de BART-trein naar het station Fruitvale kunnen nemen en vandaar bus 21 die ons na even wachten voor de storage in Alameda afzet.
Ik heb net twee dagen tevoren op een TV documentaire gezien dat zowel Oakland als Alameda steden zijn waar Mexicaanse drugsbendes heersen, doch daarvan merken wij niets op onze reis naar de storage. Na nog even met de manager Treila gesproken te hebben nemen we hartelijk afscheid van deze prettige stalling en rijden het drukke verkeer in. We besluiten naar het noorden, naar de camping op de Fairgrounds in Antioch, te rijden omdat alle wegen naar het oosten verstopt zitten met forensen verkeer. Het afgelopen weekend is de tijd teruggezet (wintertijd) wat betekent dat de stralend schijnende zon al om half vijf achter de bergen verdwijnt en het nog voor vijf uur echt donker is. Echt fijn is dat niet in donker rijden en het is lastig om uit te zoeken waar we precies moeten zijn, maar uiteindelijk rijden we om half zeven het terrein op waar we de camper voor de derde maal op hetzelfde plekje kunnen zetten. Onderweg zijn we geen winkels meer tegengekomen dus ons avondmaal bestaat uit een kopje soep uit blik en een restje nog eetbare chips. Lang genieten we niet van onze eerste avond in de camper want direct na het eten overmant de slaap ons.
Dinsdag 4 november zijn we door de jetlag om 5 uur klaar wakker. Buiten zie je de eerste zonnestralen al verschijnen en na nog wat doezelen staan we op, douchen ons en rijden weg om een winkel te zoeken waar we etenswaar in kunnen slaan. Helaas krijgt de camper geen stroom, een euvel dat zich al een aantal malen heeft voorgedaan en dat Dick, na een aantal malen frutselen aan wat draden, gelukkig weet te verhelpen. Iets over achten rijden we uiteindelijk weg uit Antioch. Bij de Safeway, 5 mile verderop, doen we inkopen en ontbijten we met vers stokbrood. Enkele artikelen op ons boodschappenlijstje zijn hier erg duur zodat we ook nog stoppen in Stockton bij een super Walmart.
We rijden verder door een droog en dor, maar zonovergoten, landschap tussen vele fruitbomen waar helaas het fruit al geoogst is. Langzaam klimmen we over Road 88 de Sierra’s in. Op de kaart is de weg groen gestippeld en het blijkt dan ook een landschappelijk zeer mooie weg te zijn. We blijven wel eindeloos klimmen en hoe hoger we komen des te meer sneeuw ligt er langs de weg. Het weer is hier duidelijk slecht geweest anders lag er geen 5 centimeter sneeuw in de berm en omringende bossen. De weg is gelukkig wel schoon en droog dus we kunnen onze klim ongehinderd voortzetten. Uiteindelijk blijkt het geen probleem om tot Carson City, Nevada door te rijden. Als we er om 3 uur arriveren kijken we bij beide campgrounds die dit plaatsje rijk is. Het zijn niet echt verheffende campgrounds, zo vlak langs een drukke weg, zodat we uiteindelijk besluiten naar een Walmart te rijden en daar te blijven. Gelukkig mogen we bij de tweede vestiging van Walmart overnachten. Alhoewel het schitterend weer is, blauwe lucht en volop zon, is het buiten wel koud en zeker als om half vijf de zon weer achter de bergen verdwijnt, dan wordt het buiten zelfs koud, niet warmer dan 7 graden. Bij het rondrijden op zoek naar overnachtingsplekken hebben we al gezien dat het stadje niet echt veel voorstelt dus gaan we er niet meer op uit maar blijven lekker in de camper, kijken natuurlijk nog wat rond in de Walmart en liggen net als gisteren nog voor 9 uur in diepe slaap.
Woensdag 5 november heeft het leven zijn gewone gang hernomen. We douchen, ontbijten en maken ons op om een nieuwe bestemming te zoeken. Graag willen we bij Virginia City kijken, een oud mijnwerkers stadje in de bergen, waar de tijd heeft stilgestaan. Het is niet echt veel om op weg naar Las Vegas. Helaas verschijnt, 6 mile voor het dorpje, een groot waarschuwingsbord met “steep grades” en staat er dat RV’s en Trailers deze weg niet kunnen nemen. Slechts een truckroute is toegankelijk maar die kronkelt ook hoog de bergen in en daar we geen van beiden zin hebben heel steil te klimmen of te dalen besluiten we het stadje links te laten liggen. Als we ooit een camper hebben met sterkere motor zal deze bestemming door ons worden aangedaan. We draaien dus om en zitten even later alweer op de 95 A die ons via Paiute county, naar het zuiden voert, richting Vegas.
Onderweg zoeken we paar caches, de leukste daarvan ligt in Tonopah. Een mooi bronzen standbeeld van de twee grondleggers van de “ Goldfields” staan in dit stadje op een prominente plaats en om de cache te vinden moest je wel even nnaar de hint kijken. Deze luidde “don’t get slabbed” en bij het vinden van de cache was duidelijk waarom. De cache lag verstopt onder de rok van Belle, of zij ooit nog een klap kan geven valt natuurlijk te bezien maar leuk was deze cache wel. Daar veel campgrounds al gesloten zijn, in ieder geval alle National Forest campgrounds en bijna alle State Parks zit er niets anders op dan in Hawthorne al te stoppen. Midden in het dorpje is een stille campground waar volop plek is. We blijven hier omdat we geen zin hebben om nog zeker 150 mile door te rijden tot een volgende campground. Terwijl Dick de mail binnenhaalt en soep maakt ga ik weer eens achter de laptop zitten om ons verhaaltje voor de website te schrijven. Het is, als we de tafel in de luwte van de camper en in de volle zon hebben neergezet lekker om buiten te zitten. Wel is de temperatuur op deze hoogte, 1326 meter, koeler. Het is echt te merken dat de winter eraan komt. Halverwege de middag pakken we de fietsen om in de omgeving rond te kijken en tegelijkertijd ook wat caches te zoeken.
Het dorpje stelt niet veel voor, midden in de woestijn en omringt door militaire opslagplaatsen, maar het is er leuk fietsen en we genieten. Donderdag slapen we zowaar door tot half zeven. Opnieuw is het schitterend weer en we genieten weer van het heerlijke “Dave’s Killer Bread”, brood wat Dave Dahl, na 15 jaar in de gevangenis te hebben gezeten, in de family bakery is gaan bakken, wat heerlijk smaakt, weinig suiker bevat en vol hele granen zit. Het is onvoorstelbaar dat in Europa op een brood de levensgeschiedenis van een bakker beschreven staat maar in dit land van de onbegrensde mogelijkheden kan dat.
Om 8 uur, na dumpen en vullen van water rijden we verder naar het zuiden. Bij Scottys Junction buigen we af en rijden Death Valley in. Al een aantal malen hebben we dit park, één van mijn favoriete, bezocht maar nog nooit hebben we er van noord naar zuid doorgereden. Hier hoog in het noorden van Death Valley is een bron en daar bevindt zich Scotty’s Castle.
Een in Mexicaanse stijl gebouwd huis omringt door groen. Scotty, een oplichter liet dit bouwen van geld wat hij verkreeg door mensen aandelen te verkopen in een fictieve mijn. Een miljonair uit Chicago kwam deze mijn op een zeker moment inspecteren waarbij hij achter de oplichtings praktijken van Scotty kwam. Dankzij het feit dat het klimaat hem en zijn vrouw in dit deel van Death Valley goed beviel, werd hij niet woedend op Scotty maar verstrekte hij het benodigde geld om dit stulpje in 1920 te laten bouwen. Scotty werd zelfs de huisvriend die hier ook zijn intrek mocht nemen. Het is apart om hier rond te kijken en ook wel bijzonder omdat in het huis toen al zonnepanelen werden gebruikt.
Na enige tijd ons vergapen te hebben aan deze oase rijden we verder langs de grote zandduinen naar Furnace Creek waar we op de campground Texas Springs een plekje vinden en de rest van de middag lekker genieten van het warme zonnetje. Helaas is het vandaag volle maan dus van de schitterende sterrenhemel krijgen we erg weinig te zien, het is buiten gewoon te licht. Vrijdag 7 november worden we opnieuw pas om half zeven wakker, je hoort gewoon de stilte om je heen. Wat is dit toch een heerlijk plekje om te vertoeven. Graag zou ik er langer blijven maar Dick heeft het hier nu wel gezien. Alleen eind van de winter, rond maart, april wil hij nog eens terugkeren om de met sneeuw bedekte bergen en de bloemen die dan aanwezig zijn, te kunnen aanschouwen. We stoppen natuurlijk wel bij Badwater, het laagste punt van de USA en maken de verplichte foto op de zoutvlakte. Deze ziet er niet meer als zout vlakte uit. Het is meer een zwarte aarde vlakte geworden. Door de grote aantallen mensen is alles wat zout en wit was verdwenen. Verder rijden we naar het zuiden, over een weg die we nog nooit bereden hebben, tot bijna het uiterste zuidpuntje van Death Valley.
We zijn hier helemaal alleen, niemand neemt deze weg en de Coyote die even later langs de weg stil blijft staan om onze camper te bekijken vraagt zich echt af wat dat witte gevaar nu is. Net buiten Death Valley ligt het plaatsje Shoshone. Voor mij heeft het een avontuurlijke klank en mijn verbeelding gaat op de loop, ik zie de hordes indianen op paarden al aankomen rijden. Helaas, er zijn slechts 31 inwoners en een klein watertje wat de warm water bron voorstelt en voor we het weten zijn we het stadje al uit zonder één indiaan te hebben aanschouwd. Langzaam rijden we weer de bergen in en na enkele passen zien we dan toch eindelijk in de diepte Las Vegas liggen, te midden van de dorre woestijn. Voor we naar de camping gaan aan Boulder Highway, rijden we eerst naar Boulder City om een afspraak te maken met de garage die onze uit Nederland meegebrachte nieuwe remschijven (rotors, zoals ze dat hier noemen) gaat monteren. Dat was de afspraak toen ze zo’n 4 weken geleden ons remsysteem weer in orde maakten.
We zijn er al om half twee en dat is een voordeel want men blijkt in staat om direct de remschijven en remschoenen te vervangen, die Rien nog even voor ons besteld heeft. Het is niet veel werk en het wordt ook nog gratis gedaan. Klaarblijkelijk hebben ze ons dat beloofd toen ze de vorige keer onze camper onderhanden namen en al de extra tijd in rekening brachten. Het gevolg is dat we om drie uur bij Arizona Charlie’s binnenrijden. Het is erg druk op de campground maar omdat we een “kleine” camper hebben (27 feet) is er wel plaats en even later genieten we van de warme zon, het is rond de dertig graden. Pas als de zon verdwijnt wordt het snel koel en ’s avonds is het echt niet meer lekker om buiten te zitten en verdwijnen we in de camper. Zaterdag 8 november kunnen we lekker uitslapen maar desondanks zijn we om half zeven uit de veren. De temperatuur is al zodanig dat we in het zonnetje kunnen ontbijten alhoewel het pas 18 graden is. Na het ontbijt ga ik de camper uitstoffen en even skypen met tante Ank om de laatste nieuwtjes te horen. Dick gaat ondertussen de koplampen vervangen.
Dat is echt heel hard nodig want door de vele slechte wegen zijn ze zo geperforeerd dat het glas alleen nog maar bij elkaar gehouden wordt door tape en kit. Het is een enorm karwei wat ook secuur moet gebeuren maar desondanks is Dick er rond één uur mee gereed. Ondertussen zit ik al lui met de routekaarten buiten en bekijk welke weg we mogelijk kunnen rijden in Januari als Thecla en Thomas komen. Na ons wat opgefrist hebben fietsen we een stukje in de omgeving rond. We komen daarbij langs een ijstent die ook verrukkelijke milkshakes weet te maken, zodat we al snel buiten op het stoeprandje zitten om deze dik makende lekkernij te nuttigen. Daarna fietsen we snel terug naar de camping om even later de bus te nemen naar de Strip. De chauffeur is mijn gevraag naar de prijs van het buskaartje zat en geeft ons twee senioren kaartjes ook al hebben we daar, als niet-inwoner van Nevada geen recht op en ik al helemaal niet door mijn leeftijd. Bij het Fashion Center stappen we uit. Ik hoop dat Abercrombie en Macy toch nog wat kleurige zomerkleding hebben maar nee hoor, het is november en welke temperatuur er heerst is niet belangrijk. Er zijn alleen winterkleren te verkrijgen en nog saai ook, de kleuren zwart, wit en grijs overheersen. We keren de winkels dus al snel de rug toe en gaan buiten over de Strip lopen.
Nu eens niet aan de linkerkant maar aan de overzijde waar we eerst door The Venetian wandelen. De gondola’s en hun zingende gondeliers vervelen immers nooit. Ondanks het feit dat the Venetian en Wynn pure luxe is, zijn de overige gebouwen en casino’s aan deze zijde van de Strip toch beduidend gewoner en erg leuk om langs en doorheen te lopen. Op zoek naar een maaltijd kijken we bij Gordon Ramsey maar voor zijn burger restaurant staat een enorme rij dus lopen we door en zien uiteindelijk een Outback. Niets is lekkerder dan de steaks in dit restaurant dus daar gaan we naar toe. Om er te komen moeten we in de colafles (voor de Coca Cola shop) met de lift omhoog. Het restaurant ligt op de 4e verdieping en niet in het zicht waardoor er plek genoeg is. We eten voortreffelijk en om het eten nog wat te laten zakken lopen we nog een stukje de Strip over tot MGM waar ik Dick de ontbijtgelegenheid laat zien in het jungle restaurant waar tante Ank, Hannah en ik altijd ontbeten, toen we er in april waren. Het is inmiddels donker en de lichtjes op de Strip stralen. We lopen terug en hebben geluk want bij het Bellagio beginnen de fonteinen te sproeien op de muziek van “Time to say goodbye”. Deze muziek past bij het sproeiende water en de sfeer is uniek, ik krijg er tranen van in mijn ogen.
Met de muziek nog in ons hoofd lopen we verder en komen net op tijd om ook de vulkaan uitbarsting te zien bij Le Mirage. Maar na de ontroerende muziek beleving bij de fonteinen vind ik dat toch aanzienlijk minder. Vandaar is het nog een klein stukje lopen tot de Fashion Mall vanwaar we de overvolle bus pakken naar het overstapstation in Down Town Vegas. Helaas zijn er nu geen aparte mensen te bewonderen in de bus zoals enkele weken geleden met Sandra en Rene en om half twaalf staan we weer bij onze camper. Zondag 9 november is het onveranderlijk mooi weer. Naarmate de dag vordert wordt het steeds warmer en uiteindelijk is het om een uur 30 graden. Dick houdt zich bezig met de draden onder de motorkap en het controleren van de accu, ik schrijf wat, maak zo nu en dan een koffie, samen kijken we naar de route voor de komende periode en lezen we lekker in het warme zonnetje. Pas tegen vier uur kleden we ons aan om naar het casino te gaan. Al vele malen hebben we naast Arizona Charlie’s gestaan maar nimmer zijn we in dit casino geweest. Hoog tijd om daar even rond te kijken. Het valt wat tegen.
In vergelijking met Sam’s Town is het een klein casino en de slotmachines die we uitproberen geven geen enkele winst dus na wat rondlopen en kijken verlaten we dit casino en lopen verder naar Sam’s Town een casino wat 20 minuten verder lopen aan Boulder Highway ligt. Daar is het een drukte van belang en gezellig. Omdat we toch wel trek hebben gaan we eerst in de rij staan voor het buffet. Met ons hebben velen dat gedacht zodat we zeker een half uur moeten wachten voordat we een tafeltje toegewezen krijgen. We hebben geluk, ik ben de pincode van mijn spelerskaart vergeten dus de mevrouw die ons het buffet in rekening brengt kan niet zien wat ik al gespendeerd heb aan gokken (niets) zodat we spelers korting krijgen op het buffet. Wel wordt mijn kaart ongeldig gemaakt zodat dit niet een tweede keer kan gebeuren. Het eten is simpel maar lekker en doordat er ongelimiteerd gegeten kan worden en er ook nog een dessert buffet is eten we (ik bedoel ik, Tita) duidelijk te veel. Het is maar goed dat we na afloop van deze overdadige maaltijd én nog een tijdje door het casino rondlopen én nog 20 minuten moeten wandelen voor we weer terug zijn bij de camper, waardoor alvast wat voedsel verteerd is. We slapen bij thuiskomst in ieder geval als rozen.
Maandag 10 november zijn we zoals iedere dag om 7 uur wakker waarbij we, het wordt haast eentonig, begroet worden door de zon. ’s Middags verdwijnt deze om 4 uur achter de bergen maar ’s ochtends verschijnen de eerste zonnestralen al om 6 uur. Na het ontbijt, het dumpen van vuil – en innemen van schoon water verlaten we Arizona Charlie’s, doen nog wat inkopen bij Walmart, gooien de dieseltank vol en rijden dan dwars door het drukke verkeer van Las Vegas naar het noorden, de woestijn tegemoet.
En dat landschap zullen we de komende dagen alleen nog maar zien, woestijnen en de grote leegte. De weg is prachtig maar leidt ons door een land waar geen leven te bekennen is, slechts zo nu en dan een vervallen cabin uit de tijd van de prospectors op weg naar de goudvelden. Wat een eindeloze woestenij. Soms passeert ons een voertuig maar het merendeel van de dag rijden we alleen over de weg dwars door de woestijn. Het is zowaar leuk als we bij de splitsing komen met de “Extra Terrestial Hwy”. De volgende keer gaan we zeker deze weg rijden want ik wil wel eens het Ufo stadje bezoeken wat aan deze highway ligt.
Om half twee rijden we Caliente binnen waar een campground lekker in het zonnetje ligt en waar we blijven staan. Het is heerlijk even buiten te zitten en te genieten van het zonnetje wat nog steeds volop schijnt. Helaas verdwijnt om 15.45 de zon achter de bergen waarna buiten zitten, zelfs niet met een trui, er niet meer bij is.
Dinsdag 11 november schijnt weer de zon maar waait er ook een koude harde wind. De weg voert ons verder over de vlaktes van het Great Basin waar zich enkele oude mijnwerkersdorpjes bevinden en Cathedral Gorge. Deze prachtige gorge bekijken we alleen van bovenaf omdat we geen zin hebben om met 2 graden te gaan wandelen. Maar het wordt een plek waar we zeker weer eens terugkeren. Na de hoog boven ons uit torende Mount Wheeler gepasseerd te zijn buigen we af en komen we op de “Loniest Highway”. Deze naam mag de weg met recht dragen want én de omgeving is stil en verlaten én er rijdt echt helemaal niemand. Bij Baker buigen we af naar Great Basin National Park. Alvorens daar te arriveren stoppen we bij het Visitor Center in Baker wat, als we ernaar toe lopen, wegens einde seizoen, al gesloten blijkt te zijn. Als we verder willen rijden start de camper weer niet. Weer iets met één van de draden onder de motorkap. Daar er hele bossen hangen is het lastig uit te zoeken wat niet werkt, maar Dick blijft volhardend doorgaan, knipt enkele draden af en monteert ze opnieuw en ja hoor, een uurtje later kunnen we toch nog de laatste 7 mile naar het National Park rijden. Helaas blijkt de toer naar de Lehman Caves al gestart en is er geen andere mogelijkheid die te bezoeken dan morgenmiddag 1 uur dus, na een stempel gezet te hebben in ons Parks Paspoort en de film bekeken te hebben over dit park, rijden we naar de camping. Deze ligt op 22 45 meter hoogte en het is er, nu met het zonnetje, 2 graden en over 10 minuten als de zon hier weg is zal het er enkele graden vriezen. Daar hebben we geen van beiden trek in dus rijden we nog een stukje verder naar Border, de grens van Nevada en Utah, waar ook een campground is naast een klein casino, we zitten immers nog net in Nevada. Als de camper een mooi plekje heeft lopen we het casino in waar Dick achter een van de slotmachines gaat zitten. De ingegooide dollar verdubbelt zich maar helaas…… Dick laat zich niet uitbetalen en speelt door zodat er uiteindelijk geen enkele cent meer over is van winst en inzet. Ik ben en wordt nooit een speler en gokker. Als we buiten komen is het donker en vriest het op de vlakte van het Great Basin en we zoeken snel ons heil in de camper.
Woensdag 12 november rijden we na het ontbijt over de door de zon beschenen vlakte de staat Utah in. Ook al noemt Utah deze route 50, niet de Loniest Highway, je zou hem hier ook zo kunnen noemen want er rijdt niemand. Na uiteindelijk de grote vlakte van het Great Basin, omzoomd door bergen, doorkruist te hebben, de camper volgetankt in Delta en na het passeren van grote zoutmeren, slaan we af naar route 24 waar een langzame klim omhoog begint. We blijven maar omhoog rijden en zien achter ons in het noorden een donkere wolkenband verschijnen. Het is maar goed dat we Salt Lake City als bestemming hebben laten vallen want daar is de komende dagen niet alleen veel neerslag maar ook veel koude. Terwijl we klimmen en klimmen tot bijna 2600 meter hebben we een schitterend zicht op het dal beneden ons en de bergen aan de overzijde, die allen al met sneeuw bedekt zijn. Gelukkig rijden wij meer oostelijk Capitol Reef National Park in, waar nog geen sneeuw te bekennen is en de felle avondzon de rode klifrotsen van dit park in vuur en vlam zet.
Het is inmiddels naseizoen en dat merk je want op de pictoresque campground van Fruita , een oude mormonen nederzetting, is plaats genoeg om te overnachten. We zetten er onze camper neer op een nu nog even door zon beschenen plekje en maken een leuke wandeling waarbij we een grote kudde Mule Deer spotten en genieten van de door de avondzon beschenen rotswanden. Helaas is de boomgaard van Fruita door het late seizoen al kaal en zijn de zo lekkere appeltjes niet meer aanwezig. Wel jammer, want ik heb nog nooit zulke lekkere appelmoes gehad als van de (samen met Thecla) zelf geplukte appeltjes hier.
Donderdag 13 november zien we voor het eerst sinds we in de USA zijn aangekomen weer wat wolken. Helaas, want daardoor is het zicht op de rode rotsen toch wat minder.
Na een bezoek aan het Visitor Center, voor natuurlijk een stempeltje en het bekijken van de film over het park, rijden we het park door waar we ondanks het gebrek aan zon, toch genieten van de hoog boven ons uit torende rotspartijen. Het contrast is erg groot als we het park verlaten en in de woestijn terechtkomen. Slechts kale grijze en gele versteende zandvlaktes en rotspartijen zien we naast en voor ons. Alleen de Fremont river die door de vallei stroomt maakt dat er naast deze kale en ongenaakbare rotsen ook nog wat grasland kan groeien wat voedsel voor de aanwezige paarden en koeien betekent. Vanwege de kou in het noorden besluiten we toch maar niet meer langs Goblin Valley en Moab te rijden maar zuidwaarts te gaan over route 95. Het blijkt een uitstekende keuze want het is een schitterende weg. Niet meteen in het begin maar al snel rijden we een canyon in, het begin van Glenn Canyon National Recreation area.
Regelmatig stoppen we om wat foto’s te nemen en een stukje naar de rotsen te wandelen die zo schitterend afsteken tegen de bomen met hun, door de herfst, geel gekleurde bladeren. Als we langzaam weer hoger klimmen krijgen we een prachtig zicht op een deel van Lake Powell. Helaas blijkt dit deel van het stuwmeer geen water te bevatten en we kijken op een kale bedding en een boothelling die in grasland eindigt. Normaal gesproken staat hier minimaal 3 meter meer water in en in de verte zien we boot-eigenaren met trailers staan die zich verbaasd afvragen hoe dit kan. Naar beneden rijden en over de bodem rijden durft niemand aan.
De droogte heeft in dit deel van de USA veel effect gehad. Helaas stopt uiteindelijk deze schitterende route maar al snel arriveren we bij Natural Bridges National Monument. Het is bijna drie uur en er is een campground dus besluiten we hier te blijven. Nadat we een mooi en ruim plekje hebben uitgezocht en betaald, pakken we de camper om nog even de 9 mile lange loop te rijden die ons langs de in dit monument bevindende Bridges voert. Het blijft niet bij rijden want bij twee van de Bridges maken we een wandeling tot we er pal onder zijn. Eigenlijk is het meer naar beneden- en later weer omhoog klimmen via smalle, steile paadjes en over, langs rotswanden geplaatste, houten ladders. Ondanks het feit dat er geen zon is, is het niet koud, er staat geen wind en onze lichaamstemperatuur komt met al dat klimmen en klauteren snel hoog te liggen.
Het is genieten en alleen omdat het, na de afdaling en klim naar én de Sipapu Bridge én de Owachomo Bridge donker gaat worden komen we er niet meer toe de derde bridge, de minst mooie, ook nog te bekijken.
Net voor donker komen we op de campground aan die op bijna 2000 meter ligt. Dankzij het feit dat er geen zuchtje wind staat en de camping redelijk beschut ligt tussen de, met blauwe besjes bedekte, Juniper bomen is het toch mogelijk om nog buiten te zitten.
Wel bij een campvuur want anders is het te koud. Snel is dus een vuurtje gemaakt en op deze doodstille plek, er is slechts één andere camper helemaal aan de andere zijde van de campground, genieten we van de stilte en de warmte van ons houtvuurtje.
Helaas is het bewolkt zodat we de schitterende sterrenhemel niet kunnen bewonderen op een plek die, net als Death Valley, het certificaat heeft van “Dark Night Sky”. Gelukkig hebben we in Fruita wel een heldere hemel gehad waar de sterren straalden en zelfs de Melkweg te bewonderen was. Wat een verschil met de voorgaande weken is het vrijdag. Grauw- grijze luchten en in de verste verte geen zonnetje te bekennen. Maar er is weinig wind en het is droog dus we klagen niet. Nadat we de campground in dit eerste National Monument van Utah verlaten hebben kunnen we enkele malen genieten van een korte wandeling die ons uiteraard naar caches voert. Het brengt ons bij de prachtige Mule Canyon en ook kunnen we een oude Indiaanse ruine bewonderen waarvan de bouw erg lijkt op de ruines van Mesa Verde. Pas nadat we genoten hebben van een schitterend zicht over de onder ons liggende vlakte waarna we onderweg zijn, begint het te miezeren. Leuk is het niet maar aan het weer valt weinig te veranderen. In het dal aangekomen via spectaculaire afdalingen, het lijkt soms of we in een achtbaan zitten, waarbij we echt plezier hebben van onze nieuwe remschijven en remschoenen, wordt de verleiding groot om toch nog de resterende 60 mile door te rijden naar het noordelijk gelegen Moab waar een camping met heerlijk warm bubbelbad is. Toch besluiten we het niet te doen want de temperaturen blijven almaar zakken en we zullen, willen we ooit nog wat warmer weer vinden echt zuidelijker moeten trekken, net als de snowbirds. Dus slaan we de weg in die ons naar Cortez, Colorado zal leiden. Weliswaar rijden we nu meer oostelijk dan zuidelijk, maar willen we in de staat New Mexico kunnen komen, wat ons doel is, dan zullen we toch zo moeten rijden. Direct nadat we Utah hebben verlaten en in Colorado aangekomen zijn, gaat de miezer over in zware regen en met wolken op de grond hangend, arriveren we in Cortez. Het is pas half twee maar met de huidige weersomstandigheden is er niets leuk om te ondernemen dus zetten we de camper op het terrein van Walmart en gaan daar op ons gemakje rondkijken. Nadat we ook de nodige levensmiddelen hebben ingeslagen houdt Dick het voor gezien en gaat terug naar de camper, die op het parkeerterrein mag overnachten. Ik blijf nog wat langer in de winkel omdat ik heel graag nog een nieuwe skinny jeans wil hebben. Het eerder dit jaar aangeschafte exemplaar heb ik per ongeluk in Holland achtergelaten. Ik weet inmiddels waar ik moet kijken en welke maat waarschijnlijk passend is en ja hoor, na even zoeken vindt ik een goed passend exemplaar Levi Signature wat, als ik het, na gekocht te hebben, even later aan Dick show ook zijn goedkeuring heeft. De wolken zijn even wat opgetrokken waarbij we tot onze verrassing zien dat de ons omringende bergen volledig bedekt zijn met sneeuw.
We zitten inmiddels op 1880 meter en het gaat, als je naar het weerbeeld kijkt, vannacht vast koud worden zodat we, voor het echt helemaal donker is, onze isolatiedeken voor het voorraam bevestigen alvorens ons in de behaaglijke warmte van de camper terug te trekken. Het blijkt geen slechte move want even later zien en horen we de hagel en natte sneeuw op het dak van de camper neervallen.