Van Hope naar Whittier

Zondag 10 juli staan we bijtijds op. We hebben gisteravond ontdekt dat de Library van Hope de internet verbinding open laat staan zodat we, ook als deze gesloten is, buiten kunnen internetten. Voordat hier veel mensen gaan rondlopen willen we even skypen en na 10 uur wordt dat wat lastig. Naast de library is namelijk een koffie stalletje en Amerikanen, die altijd al met een grote beker koffie rondlopen, zullen nooit de kans voorbij laten gaan die beker met verse koffie te laten vullen en dus staan er bij een koffie stalletje altijd een aantal mensen met beker te wachten. Een koffiestalletje is, zeker als je aanspraak wilt hebben, “The Place To Be”. Wanneer je echter tegelijkertijd wilt skypen geeft dat te veel overlast, dus zitten we al rond 8 uur ‘s morgens op het bankje voor de library en wisselen nieuwtjes uit met Hannah, tante Ank en Thecla & Thomas.

Na afloop van deze skype-sessie wordt het tijd om ook eens de heerlijk ruikende koffie te proeven, waarbij wij het met een wegwerpbekertje moeten doen omdat onze wandelbekers in de camper staan, de koffie smaakt er echter niet minder om. Na uitgebreid gesproken te hebben met alle aanwezigen gaan we ieders ons weegs. Dick  naar de camper om foto’s uit te laden en ik duik een naast de library staand huisje in vol met tweede hands bibliotheekboeken die te koop zijn, zoekend naar net dat ene boek wat ik al lang wilde hebben. Het betekent wel dat ik pas twee uur later terug ben bij de camper, uiteraard met enkele boeken die zelfs de goedkeuring van Dick kunnen wegdragen. We verplaatsen onze camper naar net dat mooiere plekje dat vrijgekomen is en lopen dan samen nog even rond in dit leuke dorpje van 150 inwoners, (Tita heeft in de naast de library staande gift shop ook nog een mooie ketting gezien en die wil ze graag hebben maar die wordt niet gekocht alvorens ik heb gezegd dan het goed is).
Terug lopend naar de camper bekijke we de “Katoenboom” , overal in het dorp kom je laagjes “katoen” tegen, het is net of het met grote dunne vlokken sneeuwt. Tita voelt nog even hoe zacht het is en we vragen ons af of je er inderdaad iets mee zou kunnen doen. Nog even langs de winkel van “Sourdough Dru” en Johny om ons kaartje af te geven, Dru wil graag een keer naar Holland komen, Johny heeft zo z’n bedenkingen.

De zon is volop gaan schijnen en omdat er maar weinig wind is brengt dat de temperatuur naar zeker 18 graden.  ‘s Middags kruipen we weer achter de laptop. Het is al meer dan een week geleden dat we iets op de website hebben gezet en het wordt tijd om onze nieuwe belevenissen er aan toe te voegen. Daarnaast heeft Sandra mij vriendelijk maar dringend (of was het dwingend?) verzocht toch ook nog een stukje voor  “de Kentering”, het duikblad van onze duikvereniging Aqualis, te schrijven en dat betekent schrijven en foto’s uitzoeken. Dus gaan we buiten (Tita) en binnen (Dick) achter onze laptop’s zitten. We zitten er zo lang achter dat een van de Amerikanen op de camping  ons vraagt of we soms een boek schrijven. Deze vraag geeft uiteraard weer aanleiding tot een uitgebreid gesprek over hoe we hier komen en wat we tot op heden ervaren hebben. Ach dat maakt dat we weer wat te verhalen hebben. Natuurlijk moet het schrijfwerk  ook onderbroken worden door het bij elkaar zoeken van hout. Willen we vanavond ons eten op een houtvuurtje garen dan zullen we echt hout moeten hebben. Tijdens onze zoektocht naar hout zien we aan de overkant van de rivier moeder Moose met twee kalfjes staan die zich tegoed doen aan het verse groen langs de rivier. Ook dit betekent weer een onderbreking in het  zoeken naar hout, maar na een tijdje verdwijnen ze in het dikkere struikgewas en zien we toch nog kans een stapeltje hout naast onze vuurplaats te vergaren wat voldoende is om en eten op te bereiden en ons warm te houden.

Inmiddels  is een koude  wind opgestoken die vanuit de Cook Inlet over de Turnagain Arm waait en na deze lange tocht over het ijskoude water niet echt warm aanvoelt. De temperatuur is inmiddels naar 10 graden gedaald maar dankzij ons houtvuurtje wordt de kilte geweerd en kunnen we buiten blijven zitten. Net als echte Alaskianen, want die zitten ook altijd tot zeer laat in de avond buiten, kou of geen kou. Tegen acht uur gaat de wind weer liggen en dat voel je meteen aan de temperatuur. Het komt ons uitstekend van pas want inmiddels is ons verhaaltje gereed om te publiceren en dus lopen we opnieuw naar de Library waar we dankzij de nog immer  openstaande internetverbinding, ons nieuwe stukje alsmede twee foto series op de website kunnen plaatsen. Rond half 12 ’s avonds staat alles erop en kunnen we, na nog een lekker glaasje wijn gedronken te hebben, heerlijk gaan slapen.

Maandag is een mooie dag, ondanks een wolkendek schijnt er een zonnetje en is het windstil. We lopen voor de laatste maal naar de Library waar we nog wat mails versturen en rijden dan verder in de richting van Whittier. Net voor Whittier ligt de Portage Glacier die alleen per boot te bereiken is. Wel is er een wandelpad naar een sneeuwveld net onder de vlakbij liggende Byron Glacier, maar we hebben nu geen zin om daar naar toe te wandelen. We dubben over het vervolg van de reis. Eigenlijk willen we nog een boot tour vanuit Whittier naar een Tidal glacier maken (een gletscher die in zee uitkomt)  maar het weerbericht voor de komende dagen is niet echt gunstig. Pas a.s. donderdag wordt het beter dus besluiten we naar Anchorage door te rijden.

Onze waszak heeft inmiddels zulke afmetingen aangenomen dat hij de hele douche vult en wat is dan beter om een laundry op te zoeken. We kunnen dan meteen onze levensmiddelen aanvullen en de camper van de benodigde brandstof voorzien. Dit betekent dat we ’s middags in Anchorage bij een mooie laundry onze kleding verwisselen voor  schone (ik vindt dat als we wassen alles in de was moet ) en drie grote wasmachines vullen. Op een stoeltje wachten we tot de inhoud van alle drie machines in een nog grotere droger gestopt en vervolgens naar de camper teruggebracht kan worden. Nu de waszak leeg is rijden we naar Fred Meijer om onze levensmiddelen aan te vullen en te tanken. Terwijl we op het drukke parkeerterrein van Fred Meijer naar een parkeerplaatsje voor de nacht zoeken zien we de camper van Christa en Heinz staan die hier ook de nacht willen doorbrengen. Na een hartelijke begroeting en de afspraak vanavond samen bij te kletsen en een glaasje wijn te drinken doen we boodschappen. En dan blijkt dat we hier helemaal niet mogen overnachten. Duitsers uit Augsburg zijn al gewaarschuwd dat ze niet kunnen blijven en ons blijft niet veel over dan een ander plekje voor de nacht te zoeken. Dat valt echter niet mee in Anchorage. Alle plekjes die maar even geschikt lijken hebben borden met “No overnight camping” en dus besluiten we uiteindelijk, omdat we om half negen ’s avonds niet nog eens een eind buiten de stad willen rijden, op een stadscamping te blijven waar we toevallig voorbij rijden. Het is er bepaald niet goedkoop maar we hebben nu in ieder geval een plek waar we niet  weggestuurd kunnen worden. De hele avond praten we over elkaars reis belevenissen maar ook hoe we tot het reizen gekomen zijn. De avond vliegt werkelijk voorbij. We drinken een heerlijk glas wijn, lachten veel en genieten van elkaars gezelschap.
En dan is het half twee in de morgen en donker! Moe vallen we als een blok in slaap.

De camping ligt aan de zeer drukke Seward Highway dus komt er niet zo veel van uitslapen en zitten we dinsdag al weer rond half negen aan het ontbijt. Helaas wordt het dan tijd om afscheid te nemen van Christa en Heinz, die richting Denali National Parc rijden terwijl onze bestemming Valdez zal zijn. Met de stellige afspraak elkaar weer ergens te ontmoeten wuiven we ze uit en wijden wij ons aan het verder vorm geven van onze reisplannen. Na een bezoek aan een haarsalon waar ik mijn haar, wat toch wel erg uit model is, door Suzan laat inkorten (waar Dick het absoluut niet mee ens is) en fatsoeneren besluiten we naar het noorden te rijden. Inmiddels is het gaan regenen, maar het klaart gelukkig op als we in Palmer arriveren. Niets is veranderlijker dan de mens want met de opklaringen veranderen we ook onze reisbestemming en rijden we de 100 mile terug naar het zuiden, waar we rond half 6 de camper bij motel Eagle Ridge zetten, een overnachtingsplekje dat ons enkele weken geleden goed is bevallen.

Bij ons ontbijt op woensdag 13 juli worden we via de skype toegezongen door tante Ank, we zijn vandaag 33 jaar getrouwd. Graag hadden we dit met een cruise over de Prince William Sound willen vieren maar daar de weersverwachting voor morgen beter is besluiten we toch pas donderdag te gaan varen en vandaag een Wildlife conservation center te bezoeken. We hebben er geen spijt van want het park is prachtig. Naast Moose’s, Caribou’s en  Elks met hun grote geweien, zijn de Musk oxen en Wood Bizons  van dichtbij te bewonderen en de Brown- en Grizzley bear lopen vlak langs ons. Lang blijven we hangen bij de Kodiak Bear cubs. Komend jaar zullen deze naar een beercentrum in Zweden verhuizen, waar we ze zeker eens gaan opzoeken.
Ondanks de bewolking is het mooi weer en niet al te koud (15 graden). Als we rond 1 uur voor de tunnel naar Whittier staan te wachten heldert het zelfs verder uit en kunnen we boven de gletschers blauwe lucht zien. Om half 2 wordt de tunnel voor onze zijde opengesteld en rijden we over de railweg (de trein neemt dezelfde tunnelweg) naar Whittier, een klein plaatsje bijna helemaal bestaand uit haven en een mooie city camping waar we een prachtig plaatsje vinden tussen hoog oprijzende besneeuwde bergtoppen. We lopen op ons gemakje door het dorpje (eigenlijk de haven) en genieten naast onze camper van het zonnetje en de naast ons stromende gletscher rivier. Op een houtvuurtje maken we Halibut klaar en zittend in het zonnetje nuttigen we ons feestmaal. Tegen negen uur ’s avonds wakkert de wind aan en wordt het te onaangenaam om buiten te vertoeven zodat we naar binnen verhuizen en lekker gaan lezen.

’s Nachts gaat neemt de wind nog meer toe en donderdag ochtend zitten we in een heuse storm. We hebben nog vier tabletjes tegen reisziekte, die straks echt aan het werk moeten als we de Prince  William Sound opvaren. Het gaat ook nog wat regenen maar als we tegen 11:00 uur naar de haven lopen om onze reservering om te zetten in tickets is het weer opgeklaard.
We krijgen twee mooie plekjes bij het raam aan een tafeltje met 4 los staande stoelen zodat we niet bang hoeven te zijn dat we moeilijk naar buiten kunnen lopen. Het is nog te vroeg om te boarden zodat we wat langs de haven lopen. Het bord “Free coffee” bij een van de huisjes verleidt ons en even later genieten we van een werkelijk voortreffelijke cappuccino waar we niets voor hoeven te betalen omdat er vandaag geoefend wordt in koffie zetten, iets wat je absoluut niet merkt aan de kwaliteit van het geschonkene. Nog even een laatste blik op een Bald Eagle nest met  twee jonge eagles en dan kunnen we aan boord van de “Emerald Sea”. De boot is kleiner dan die in Seward en niet volgeboekt (slechts 100 passagiers) zodat we echt de ruimte hebben. Terwijl we de Prince William Sound opvaren krijgen we een voortreffelijk buffet met zalm en prime-rib.

Het wildlife is helaas wat minder tijdens deze cruise. We zien slechts twee ray Whales enkele malen opduiken en de kopjes van enkele Harbour Seals. De twee Tidal glaciers waar we naar toe varen zijn kleiner dan die in de Kenai Fjords bij Seward maar desondanks zeer imponerend. Terwijl we met ons schip door de vele stukken drijvend ijs varen kalft bij de Beloit Glacier een enorm stuk ijs af wat met donderend lawaai in zee stort.  Je weet niet wat je hoort. Daarna horen we regelmatig knallen die aankondigen dat er weer een stuk ijs afkalft maar zo’n stuk als de eerste keer zien we helaas niet meer vallen. De tweede gletscher waar we naar toe varen, Blackstone Glacier, is eveneens indrukwekkend temeer daar hier grote kolonies zeemeeuwen te zien zijn die vanaf hun nesten in de rotsen naast de gletscher een enorm lawaai produceren. Na langere tijd ronddrijven aan de voet van beide gletschers varen we weer terug naar Whittier. Voordat we om half zeven de haven invaren wordt op volle zee eerst nog van 120 meter diepte een krabkooi opgehaald, net “Deadliest Catch”. Helaas beperkt de vangst zich tot een zeester en grote garnaal. Beide vondsten worden rondgedragen over de boot en dan wordt de zeester weer overboord gezet, de garnaal verdwijnt in de koelkast.
Als we terugkomen op de campground is de wind iets gaan liggen en beschijnt de zon prachtig de bergen maar om buiten te zitten is het echt te koud. De dag op zee verloochent zich echter  niet en al voor tien uur slapen we.

Vrijdag 15 juli worden we gewekt door de stormachtige wind die om de camper giert en die ervoor zorgt dat het ondanks de staalblauwe lucht en felle zon niet warmer wordt dan dertien graden. We ontbijten en rijden dan direct weg om zo nog de tunnel van 10.00 uur te kunnen pakken. Aan de andere kant van de berg is het ook prachtig weer en we genieten van onze tocht naar  Anchorage met uitzicht op de spierwit besneeuwde bergen aan de overkant van de Cook Inlet.  Ik kan de verleiding niet weerstaan om in Anchorage nog een wasmachine te laten draaien terwijl Dick in het naastliggende benzinestation onze propaantanks vult, olie en koelvloeistof nakijkt en de bandenspanning controleert , wat dat betekent dat we pas tegen het middaguur verder rijden naar Palmer. Nu we de zee achter ons laten stijgt de temperatuur en al snel zitten we in ons t-shirt met de airco aan.Het is inmiddels 23 graden en zo warm hebben we het nog niet vaak gehad. Vanuit Palmer is het nog maar 1½ uur rijden tot de Matanuska Gletscher, waar we in het nabijliggend State Park een plekje zoeken. Het is buiten nog heerlijk en in korte broek en t-shirt lezen we in het zonnetje tot we rond acht uur op een houtvuurtje ons vlees roosteren.

Dit bericht is geplaatst in USA en CANADA 2011-2012. Bookmark de permalink.