Van Lovell , Wyoming via Yellowstone National Park naar Missoula in Montana
Het is al zeven uur als we 7 juni wakker worden. Om ons heen bij de drie andere campers is het al een drukte van belang omdat zo de honkbal wedstrijden beginnen op het sportveld waar we naast staan. Nadat we ontbeten hebben, schoon water ingenomen en vuilwater gestort hebben rijden we weg. Het wolkendek is gesloten en de wolken hangen laag zodat het geen zin heeft om de bergen in te rijden. Helaas, geen Beartooth Highway. Nu wilden we deze weg toch al schrappen omdat de bergrit van enkele dagen geleden door de Big Horn Mountains, waarbij de motor bijna oververhit raakte, nog vers in ons geheugen ligt. Maar omdat de man van het Visitors Center in Lovell gisteren heeft aangegeven dat het de mooiste weg is die hij kent heb ik opnieuw het kaartmateriaal wat hij ons gaf bestudeerd en gezien dat eigenlijk maar een klein stukje weg “verradelijk” is. Dus wilde ik deze weg toch proberen te rijden. Maar met allemaal laaghangende wolken heeft dat geen zin dus zetten we koers naar Cody. Terwijl we over de uitgestrekte vlaktes rijden verdrijft blauwe lucht steeds meer de wolken en ik vraag Dick of het nu toch niet “verstandiger” is de Beartooth Hwy te rijden. Dick zwijgt, hij wordt gek van me. Al twee dagen zeur ik hem aan zijn hoofd, moeten we wel of niet deze weg rijden. In Powell moeten we besluiten wat we doen en Dick zegt niets meer.
Dus zet ik uiteindelijk toch de weg naar Red Lodge, het startpunt van de Beartooth Highway, in de Hakuna. We zien wel of de camper het volhoudt. Uit voorzorg zetten we wel de kachel op zijn heetste stand en zo beginnen we langzaam aan de klim naar Red Lodge. De motor temperatuur loopt op terwijl we naar de 1700 meter klimmen. Gelukkig kan deze in Red Lodge weer afkoelen wanneer wij even gezellig door dit gezellige wintersport dorpje lopen en een cappuccino drinken bij de plaatselijke kroeg. Uiteindelijk rijden we toch de Beartooth Highway op, de mooiste en meest hoog gelegen weg in de USA. Thuis had ik er al over gelezen en deze weg stond hoog op ons “Tita’s dus” verlanglijstje. Al direct beginnen we aan de klim maar het gaat goed met onze motor. Weliswaar raken wij oververhit door de kachel die op volle toeren draait maar dat is van minder belang. We komen steeds meer in alpine landschap en uiteindelijk na 7 mile haarspeldbochten arriveren we op bijna het hoogste punt, de grens van Wyoming en Montana, op 3116 meter. Hebben we in de klim omhoog een schitterend zicht gehad op de ons omringende en met sneeuw bedekte bergen, nu in dit hoog alpine landschap genieten we van de kale rotsvlaktes die nog deels bedekt zijn met sneeuw maar waar hier en daar toch al wat bloemen zich laten zien.
Ik raak ontroerd door dit landschap, het is rauw, het is puur. Dick vindt het wat minder hier, hij heeft niet zoveel met kale bergen maar ziet liever groen erbij. Deze pas trekt heel wat mensen. Ze hebben skies bij zich en vanuit hier lopen ze de hellingen verder op om nog hun laatste afdalingen in het seizoen te kunnen doen. Ik heb er spijt van dat wij onze skies niet bij ons hebben. Deze komen in de USA volgens mij meer van pas dan duikspullen. Na nog wat met motorrijders gepraat te hebben die ook op weg zijn naar Alaska, arriveren we eindelijk op het hoogste punt van deze weg, 3340 meter hoog, waar we omringt worden door hoge sneeuwmuren.
Helaas is er geen uitwijk om even te staan zodat we dit punt in onze herinnering moeten opslaan. Ik geloof niet dat we ooit zo hoog met onze auto gereden hebben, laat staan met onze camper. Het uitzicht is gigantisch en ik raak zo ontroerd dat er enkele tranen over mijn wangen rollen. Mijn liefde voor de bergen en met name het hoog alpine landschap, verloochent zich niet. Vlakbij dit hoogste punt zijn een aantal skiliften in bedrijf waar het een drukte van belang is en enkele korte afdalingen gemaakt kunnen worden.
Een aantal mensen skiet vanuit hier ook verder het dal in waar men dan later door familieleden met de auto wordt opgehaald. Ik kan mijn ogen niet van het landschap afhouden. Het blijft mooi en de sneeuw blijft fascineren. Helaas, ook onze afdaling is begonnen. Natuurlijk kan ik de shop op 2860 meter hoogte niet weerstaan, we stoppen er, shoppen en eten er een zelfgemaakte muffin met blueberries, het lijkt wel alsof we op wintersport zijn. Op 2600 meter hoogte nemen we echt afscheid van de sneeuw. De boven deze grens aanwezige campings waren natuurlijk allemaal nog dicht maar bij Crazy Creek op 2140 meter hoogte treffen we een campground in Shoshone National Forest die wel open is. Er zijn nog niet echt veel mensen zodat we een mooi plekje kunnen uitzoeken met uitzicht op een berg die de Matterhorn gelijkt. Nadat de camper staat, we de 10 dollar fee in een envelop hebben gestopt en in een paal gedeponeerd, lopen we nog wat rond om uit te zoeken waar het gebulder vandaan komt en om een cache te zoeken die ergens hoog boven de rivier verstopt is.
De ranger waarschuwt ons wel niet al te ver omhoog te klimmen vanwege de Grizzly beer die in de omgeving ronddwaalt. Hij gaat ervan uit dat we wel Bearspray bij ons hebben en als blijkt dat dat niet het geval is kijkt hij bedenkelijk en zegt opnieuw dat we niet te ver mogen klimmen. De steile klim langs de waterval is zeer de moeite waard en al snel zien we de Crazy Creek river met donderend geweld, witschuimend naar beneden storten. Er komt zoveel water naar beneden dat zelfs over de rots platen in de rivier water naar beneden stroomt, het lawaai is onvoorstelbaar. Langzaam klimmen we verder tot net boven de waterval waar goed te zien is wat een kracht water heeft.
Na enig zoeken vinden we, naast de duidelijke afdruk van een berenklauw, ook de cache die ons hier gebracht heeft. Helaas de eigenaar van de afdruk laat zich niet zien. En dat terwijl ik toch heel graag nu een grizzly zou willen aanschouwen. Terug bij de campground blijkt het wat te koud om buiten te zitten zelfs met een campvuurtje, dus gaan we lekker in de camper lezen en nagenieten van een werkelijk schitterende tocht. In de nacht regent het hard en lang en ’s ochtends hangen de wolken bijna op de grond. Gelukkig blijkt er achter de wolken zon te schijnen (iets wat natuurlijk altijd zo is) zodat een deel van de wolken verdwijnt en we als afscheid van deze mooie campground nemen, kunnen we toch nog even een laatste blik werpen op de top van de “puntberg”. Inmiddels weten we dat dit Pilot Peak is. Geen gekke naam want vanuit de verre verte is de peak al te zien. Ondanks het feit dat onze bestemming vandaag Cody is rijden we toch nog wat verder naar Cooke City, een stadje met 123 inwoners aan het einde van de Beartooth Highway.
Alleen mijn-ornamenten aan de diverse motels herinneren eraan dat in 1880 dit een bloeiend mijnstadje was. In de plaatselijke general store, die eruit ziet als vroeger, lopen we wat rond en kopen wat kaarten en dan verlaten we dit dorpje op 2325 meter waar het toeristenseizoen duidelijk nog niet begonnen is. De weg naar Cody brengt ons over de Chief Joseph Scenic Byway. Als we dachten dat we nu alleen nog zouden afdalen naar Cody hebben we het mis. Na een lange afdaling begint, nadat we een ijzingwekkend diepe kloof zijn overgestoken, een lange en steile klim naar boven. Er komt geen einde aan de haarspelden die we moeten overwinnen om uiteindelijk op 2465 meter op Dead Indian Summit te arriveren. Wat een klim en wat houdt de camper het goed. Vanaf nu is het alleen nog maar afdalen. Regelmatig stoppen we om rond te kijken over het schitterende landschap met zijn vele gele bloemen en knalrode rotsen. We schrikken een coyote op die, zodra hij ons ziet, snel maakt dat hij wegkomt. Helaas rent hij zo hard dat we geen foto kunnen maken.
In Cody vragen we of we op het terrein van de Walmart kunnen overnachten en als dat het geval is, pakt Dick de fiets om het museum van Buffalo Bill te bekijken terwijl ik een afspraak maak met de kapper om mijn “uitbundige” haardos (tegen de wil van Dick in) wat te laten fatsoeneren. Tegelijkertijd arriveren we beiden weer bij de camper die inmiddels gezelschap heeft gekregen van tenminste 10 andere campers die allemaal de nacht op dit enorme parkeerterrein zullen doorbrengen. Maandag 9 juni zijn alle wolken verdwenen, is de lucht weer staalblauw en schijnt de zon volop. Helaas staat er ook een stevig windje zodat de temperatuur niet boven de 13 graden uitkomt. Na ons ontbijt zetten we koers naar de laundry in het dorp. Het is geen overbodige luxe om hier een bezoek aan te brengen want inmiddels heb ik twee reuze waszakken vol en geen plek meer om die nog ergens neer te zetten. Gelukkig is het niet erg druk in de laundry die het hele jaar door, 24 uur per dag, open is. Snel zijn de vier double load wasmachines gevuld en kunnen we wachten totdat alles weer schoon is en opgeborgen kan worden. Het geeft ons de gelegenheid om even met Mike te skypen. Hij en Susan vertrekken donderdag 12 juni uit Tucson om ook aan hun reis naar Alaska te beginnen. We hopen elkaar ergens in Canada te treffen. Om 10.45 uur rijden we weg uit Cody om via de East Entrance Yellowstone National Park binnen te rijden. Bij de ingang van het National Park blijken alle campgrounds in Yellowstone vol zijn. Dat maakt dat wij dwars door het park naar het noorden rijden. Mogelijk is er in Mammoth Springs nog een plekje vrij, daar worden de plaatsen immers bezet op basis van “First come, First serve”. Mocht bij deze noordelijke ingang ook geen plek zijn, niet waarschijnlijk gezien het late tijdstip dat we daar zullen arriveren, dan zoeken we een camping net buiten het park bij het plaatsje Gardiner. Het is enorm druk op de wegen in het park en regelmatig staan we stil omdat er grote Buffalo’s vlak langs de weg grazen. Drie jaar geleden konden we over deze weg helemaal niet komen door de meters hoge sneeuw en we genieten van de bergen en dalen waar we doorheen slingeren.
Je ziet wel aan de natuur dat Yellowstone regelmatig geteisterd wordt door grote bosbranden. Veel hellingen hebben alleen nog kale, dode bomen, eigenlijk zijn het meer zwart geblakerde staken. Wat een kaalslag. Nadat we het enorme Yellowstone Lake gepasseerd zijn waar een harde wind waait, kronkelt de weg de bergen in. De passen die we over moeten zijn best hoog, 2700 meter, dus het is geen wonder dat deze weg tot laat in het voorjaar dicht is. Om half drie arriveren we bij Mammoth Hot Springs campground waar, tot onze verbazing, nog plekjes beschikbaar zijn. We kunnen geen plekje uitkiezen maar krijgen er een toegewezen. Het blijkt hoog op de helling te liggen waardoor we mooi het dal in kunnen kijken. Helaas waait het hier ook erg hard zodat het buiten alleen lekker is zolang de zon volop schijnt. Deze verdwijnt tegen vijven achter steeds meer oprukkende zwart gekleurde wolken waarna de enige plek waar het nog aangenaam toeven is in de camper blijkt te zijn. Na het eten lopen we naar het amphi-theater, in ieder National Park aanwezig, om naar een Ranger te luisteren die over het planten en dierenleven in het park vertelt. Het is boeiend en pas tegen elven lopen we met onze nieuwe hoofdlampjes terug naar de camper. Ze zijn pas echt nodig als de bijna volle maan achter de wolken verdwijnt. Dinsdag 10 juni staan we bijtijds op. Het zonnetje schijnt volop en we maken ons op om de westelijke zijde van het park te bekijken. 3 Jaar geleden hebben we deze zijde weliswaar al gezien maar toen was het 6 weken eerder en lag er nog overal veel sneeuw. Nu is de sneeuw helemaal weg.
We zien een prachtige mannetjes Elk tussen de bomen liggen. Vanzelfsprekend staan er hier veel auto’s op de weg geparkeerd en een Ranger houdt toezicht dat alles goed verloopt. Tot de standaard uitrusting van de Ranger in Yellowstone National Park behoren een geweer en natuurlijk ook het zgn. Bearspray. Het is een soort pepperspray dat bij ons gebruikt wordt door de politie en is overal te koop. Prijs ca. $ 45,– per flacon. Helaas mag het niet mee over de grens naar Canada en zeker niet naar Nederland.
Een stuk verder in de richting van de Old Faithfull zien we op een van de uitgestrekte weide gronden een enorme kudde Buffaloo’s met kleintjes rustig grazen. De kudde wandelt ook van zuid naar noord over de aanwezige asfaltweg waarbij ze zich niets aantrekken van de vele aanwezige campers en auto’s. We kunnen er geen genoeg van krijgen deze te fotograferen. Natuurlijk stoppen we ook bij plekken waar stoom uit de grond komt en het water in de poelen borrelt. Het zijn plekken waar je niet in moet vallen want dan verbrand je er levend. Het water in deze poelen kookt op deze hoogte bij ca. 93 graden C. Maar dat is heet genoeg om het er niet levend vanaf te brengen zoals jaren geleden een belgische bezoeker heeft ondervonden. Uiteindelijk arriveren we bij de Old Faithfull. Weliswaar niet de grootste, maar wel de meest voorspelbare geyser in dit park. Daar deze over 15 minuten zal uitbarsten zoeken we tussen de honderden andere mensen een plekje om dit spectakel te bekijken. Het valt wat tegen. De hoogte van het spuitende water is minder dan ik mij herinner en na 1½ minuut is het al voorbij. We blijken net een korte spuitcyclus getroffen te hebben.
Daar in de buurt ook een schitterend gekleurde poel moet zijn pakken we de fietsen om daar naartoe te rijden. Onderweg passeren we nog enkele schitterende geysers waarvan er een, de Riverside geyser weliswaar niet zo hoog spuit als de Old Faithfull maar wel 20 minuten lang. Eigenlijk een veel mooier schouwspel. Even fietsen we stukje over een mooi aangelegde boardwalk en passeren verschillende poelen en veel plaatsen waar stoom uit de grond komt en uiteindelijk als laatste komen we bij het doel van onze tocht, de Morning Glory Pool.
De Morning Glory pool is onwerkelijk. Je kunt je niet voorstellen dat heet water zulke schitterende kleuren met zich meebrengt. Lang blijven we ernaar staren. Uiteindelijk scheuren we ons toch los van deze plek om nog even bij het Midway geyser basin rond te lopen waar je door de wind die inmiddels opgestoken is en die enorme stoomwolken veroorzaakt soms op het plankier waar je over loopt moet wachten totdat je iets ziet van de verschillende gekleurde poelen.
Alles maar dan ook alles om je heen gist, borrelt, stoomt en ruikt vaak naar zwavel. In de verte horen we inmiddels de donderstormen naderen, de lucht wordt inktzwart en als we even later op weg naar de campground rijden, begint het te regenen en te sneeuwen.Weg lekkere zon en blauwe lucht. Gelukkig is het droog als we weer bij onze campground zijn maar niet voor heel lang want de rest van de avond zijn er regenbuien en donderslagen gevolgd door opklaringen. Woensdagmorgen 11 juni rijden we na ons ontbijt weg van Mammoth campground in Noord Yellowstone. Daar we in West Yellowstone het park willen verlaten moeten we toch nog wat kilometers gereden worden door het park.
Het is niet erg want de natuur is schitterend en naast vele Buffaloo’s zien we onder ons bij een stroompje een Grizzly beer rondlopen. Natuurlijk is er meteen een ophoping van auto’s die dwars op de weg gaan staan en een geklik van camera’s. Iedereen wil dit schitterende dier op de foto hebben. Nu maar hopen dat het ook gelukt is. Rond het middaguur rijden we West Yellowstone binnen, een gezellig stadje aan de rand van dit mooie nationale park. We drinken er een heerlijke cappuccino en ik kan de verleiding niet weerstaan een prachtige gele hoodie te kopen die in de uitverkoop is, alhoewel Dick het onzin vindt omdat ik volgens hem al genoeg hoodies heb. Na ook nog wat informatie materiaal te hebben gevonden bij het plaatselijke Visitors Center rijden we verder om even later de staat Idaho – de aardappel staat van de US, binnen te rijden waar niet ver van de staatsgrens een schitterend state park is. We mogen er zelf een plekje uitzoeken en vinden een prachtig plekje aan de rand van Lake Henry. Ondanks het feit dat er blauwe lucht is en de zon volop schijnt, is het door een koud windje wat over het meer komt, niet echt lekker buiten, maar als Dick de stoel en tafel achter de camper neerzet waar de wind wat wordt tegengehouden, kan ik al snel lekker in korte broek en t-shirt achter de computer zitten om ons verhaaltje voor de website te schrijven.
Nadat de zon achter de hoge, met sneeuw bedekte, bergen verdwijnt is buiten zitten niet langer aangenaam, acht graden is zelfs met een trui echt te koud, dus verhuizen we naar binnen waar de kachel de camper lekker warm stookt. Gelukkig is er donderdag wat minder wind en schijnt de zon volop zodat het iets aangenamer is, alhoewel nog te koud om buiten aan het meer te ontbijten. Om half tien, na gezellig met tante Ank te hebben geskyped, is alles reisklaar en zetten we onze reis voort langs het meer over zeer rustige wegen. In het plaatsje Ennis rijden we opnieuw de bergen in. We moeten 1000 meter stijgen wat de motor wel weer tegen het kookpunt drijft maar gelukkig, net als het rode lampje op het dashboard gaat branden, kunnen we een stuk afdalen zodat het lampje ook weer snel uitdooft.
Hoog in de bergen ligt Virginia City, volgens de folders een levendige Ghosttown. Daar ik wel benieuwd ben wat dat inhoudt stoppen we om rond te lopen. De hoofdstraat van dit in 1860 zo bloeiende gouddelvers stadje bestaat deels uit verlaten houten huisjes waar nog zoveel in staat dat je kunt zien waar dit pand destijds voor diende en deels uit nog echte winkeltjes. Ik waan me er in de 19e eeuw en vind het leuk hier rond te lopen maar Dick vindt de verlaten winkeltjes volgestouwd met oude troep, vuil en dik onder het stof, helemaal niets. Het is te verwaarloosd en volgens hem hebben de oude spullen door de dikke lagen stof hun glans verloren. Lang blijven we derhalve niet in dit stadje, waar zelfs nog een postkoets rondrijdt, rondhangen en na even wachten rijden we achter een pilotcar verder over een nieuw aangelegde weg.
Het landschap om ons heen is volledig verwoest door een Dredge, een grote drijvende machine die gebruikt werd om uit het aanwezige gesteente goud te delven. Nadat dit apparaat zijn weg gebaand had door de omgeving bleven grote bergen stenen over. Nu, 150 jaar later is, ondanks het feit dat veel begroeid is, nog een desolaat stenen landschap over. Helaas komen we op onze verdere reis door de bergen geen campground meer tegen zodat, als we tegen vieren in Butte arriveren, we daar op het terrein van Walmart blijven staan. Twee uur later begint het te regenen, komen er hagelstenen naar beneden zo groot als erwtjes en wordt de lucht doorkruist met bliksemschichten. We zijn blij dat we in de bewoonde wereld een plekje voor de nacht hebben. Vrijdag 13 juni is het weer opgeklaard maar nog steeds komt, door de koude wind, de temperatuur niet hoger dan tien graden. Nadat we boodschappen hebben gedaan gaan we op weg. Voor we Butte verlaten nemen we nog een kijkje bij de voormalige Pit, een grote afgraving die nu deels vol met water staat maar waar tot 1982 koper gewonnen werd. Gelukkig voor Butte is enkele jaren later de koperprijs weer opgelopen waardoor iets verderop een nieuwe afgraving gestart kon worden en het stadje nog steeds van de inkomsten van koper kan leven.
Door en door verkild door de ijzig koude wind bij de Berkeley Pit verlaten we tegen half 11 Butte en rijden verder over, hoe kan het anders in dit deel van Montana, kronkelige bergwegen. Ja, zelfs de interstate, die we nu echt moeten nemen omdat er in de verste verte geen andere wegen zijn, kronkelt zich hier door de bergen. De omgeving is schitterend en dus nemen we voor lief dat vrachtwagens en auto’s ons voorbij scheuren. De limiet van 70 mile per uur, die ook nog eens ruim overschreden wordt omdat niemand zich hier aan de aangegeven snelheid houdt, halen wij immers bij lange na niet. Doordat we regelmatig onderweg stoppen om rond te kijken en caches te zoeken, arriveren we pas rond vieren in Missoula. Helaas mogen we niet op het terrein van Walmart overnachten. Gelukkig is 5 mile verder een tweede Walmart waar overnachten wel is toegestaan zodat we daar blijven.
Omdat schuin tegenover de Walmart een Applebee is verdwijnt ons gehakt in de koelkast en nadat we gezellig in de omgeving een avondwandelingetje hebben gemaakt van 4 kilometer, lopen we daar naar toe om lekker uit eten te gaan. Voor Dick een waar feest omdat hij dan eindelijk weer eens steak kan eten en ik vind Applebee ook erg aangenaam omdat ik en niet hoef te koken en vanwege de voortreffelijke kip en fritekes die ze serveren. Na een voor Amerikaanse begrippen karige maaltijd, we nemen immers geen voorgerecht en dessert, lopen we terug naar de camper, waar onze wegen zich scheiden, ik wil namelijk graag nog even ronddwalen in dit Supercenter. Het blijkt een succesvol ronddwalen want nadat ik gisteren al een Levi’s Skinny in de uitverkoop heb kunnen bemachtigen vind ik bij de juniors een afgeprijsde spijkerbroek die mij voortreffelijk blijkt te passen. Ik mag hem teruggeven als Dick hem niet mooi vindt, alhoewel de verkoopster het wel vreemd acht als je een goed zittende spijkerbroek, die slechts zeven dollar kost, terug zou brengen.