Nog even Oregon en dan op naar California
Alhoewel ons stuk grond op de campground in Crater Lake National Park zo groot is dat er altijd wel een plekje te vinden is waar je in de zon kunt zitten, zakt deze uiteindelijk toch zo laag achter de bomen dat er geen zonnestraal meer te bespeuren is en wordt het tijd om ons campvuur te maken. Bij aankomst vanmiddag bleek op een leeg plekje tegenover ons een stapel hout te liggen die ik voor een deel naar onze plek heb gesjouwd dus hebben we hout in overvloed en kunnen lekker veel opstoken. Het hout is wel wat vochtig maar met wat stukken naaldhout erop laait het vuur hoog op, waarmee je ook gelijk ziet wat vuur met een naaldbos kan doen. Helaas is het, zelfs met een hoog brandend vuur, buiten al snel te koud. We voelen na 2 uur zitten de kilte gewoon omhoog kruipen en zelfs de vuurwarmte (opnieuw een nieuw woord) is onvoldoende om ons warm te houden, de temperatuur daalt naar 5 graden. We laten het vuur uitbranden en zoeken daarna ons heil in de toch wat warmere camper waar we ook eten. Het is inmiddels al rond acht uur donker, de lange lichte avonden zijn helaas voorbij. Woensdag 17 september is het ondanks de zon die ’s ochtends al vroeg op de camper schijnt nog steeds koud (8 graden) maar we camperen dan ook op 1860 meter hoogte. We trekken vandaag verder maar voor we dit prachtige National Park verlaten willen we wel eerst de East Rim rijden. De weg klimt steil omhoog aan deze zijde van het Craterlake tot bijna 2400 meter.
Regelmatig komen we kale vlaktes tegen die vol liggen met pumice, zeer lichte steen die in dikke lagen uit de Mazama vulkaan gekomen is toen deze 7700 jaar geleden uitbarstte. Slechts een enkele Pioneer Tree waagt het om in deze, op sommige plekken zelfs 90 meter dikke, laag te wortelen. De condities hier zijn “harsh” en de enkele bomen die er groeien zien er raar uit. Stammen gedraaid en vervormd, duidelijk is zichtbaar dat ze lijden onder de ijzige koude en het dikke pak sneeuw, soms een meer dan 9 meter dikke laag, gedurende een groot deel van het jaar. Over uiterlijk twee weken zal de weg waar we nu op rijden afgesloten worden vanwege te verwachten zware sneeuwval en pas eind juli weer begaanbaar zijn. In de tussentijd waaien er ijzige winden en heerst er ijzige koude. Beslist geen klimaat om gezellig te vertoeven. Regelmatig hebben we mooie uitkijkjes over het Craterlake. Het is niet zo diepblauw als gisteren.
Er waait een harde wind en er zijn net geen schuimkopjes op het meer te ontdekken. Buiten de camper is het onaangenaam koud, mijn vingers zien er witgeel uit en ik kan ze nauwelijks bewegen. Toch lopen we bij ieder viewpoint naar buiten om foto’s te maken en te genieten van het telkens wisselende zicht op het meer. Als we wat lager zakken voelt de temperatuur direct aangenamer aan en als we het rondje om het meer helemaal voltooid hebben en op weg zijn naar de zuidelijke ingang loopt de temperatuur op naar 20 graden. We dalen gestaag af via droge grasvlaktes met eindeloos veel koeien tot we in Medford arriveren. Het ruikt hier branderig en de lucht is bedekt met nevel. De gevolgen van ernstige bosbranden in California zijn hier goed merkbaar en veel mensen lopen rond met mondkapjes om maar niet deze rokerige lucht in te hoeven ademen. Omdat het al 4 uur is besluiten we niet verder te rijden maar te overnachten op het parkeerterrein van Walmart. Er zijn in deze stad twee Walmart vestigingen maar alleen de winkel aan de noordzijde van de stad staat overnachten toe. Niet heel erg want er blijkt naast deze Walmart een Outback Steakhouse te zijn. We hebben daar goede herinneringen aan toen we drie jaar geleden met Sandra en Rene bij zo’n restaurant aten en verwennen ons weer eens met een etentje buiten de deur. Het blijkt een heel goede keuze, wat we bestellen smaakt voortreffelijk en eigenlijk eten we door de enorme portie salade vooraf, te veel. Om het volle gevoel in onze maag kwijt te raken lopen we na afloop nog wat door Walmart voor we ons bed induiken. Donderdag verlaten we, nadat we getankt hebben, het binnenland en rijden weer naar de kust. Op de kaart hebben we een binnendoor weggetje gezien dat ons dwars door de bergen naar de kust brengt.
Deze Bear Camp Coastal route is alleen begaanbaar in de zomer en zowel aan het begin van de weg als op plaatsen waar omkeren nog mogelijk is bevinden zich borden met waarschuwingen. Niet echt een weg om zomaar op te rijden. De weg is bochtig, smal, blijft maar stijgen, pas op 1425 meter zijn we op het hoogste punt en is schitterend. Alleen bomen, eenzaamheid en ongerepte natuur. Ook wel een beetje beangstigend, geen telefoon ontvangst en met diepe afgronden. Gelukkig komen we doordat we maar blijven klimmen steeds meer in de laaghangende bewolking terecht waardoor deze afgronden nauwelijks meer zichtbaar zijn.
Regelmatig hebben we boven ons en onder ons bewolking en nu en dan zijn er doorkijkjes met wonderlijke wolken/mist formaties zichtbaar. Pas na 48 mile, 4 uur later, kunnen we de weg die uiteindelijk slechts uit één rijbaan met uitwijkpunten bestaat, weer verlaten. Het laatste stukje naar de kust van Oregon voelt aan als pure luxe, wat een brede weg. Na enkele campgrounds bekeken te hebben, natuurlijk is het state park vlakbij Brookings helemaal volgeboekt, vinden we uiteindelijk in het stadje Brookings, op Beachfront RV Park, een prachtig plekje aan de kust. Het is heerlijk weer en buiten in het zonnetje, omringt door jonge krijsende meeuwen is het goed toeven. Pas als de zon rond half zeven achter de Cape verdwijnt wordt het kil. Vrijdagochtend schijnt de zon al vroeg op de camper. We besluiten nog een dagje op deze heerlijke plek te blijven staan. Het biedt ons de gelegenheid eens een “house cleaning day“ te hebben. Echt iets om je mee bezig te houden als je in de volle zon aan zee staat en ook nodig want als het tapijt uit de camper gehaald is lijkt het alsof het strand op onze vloer verder gaat. Terwijl ik binnen boen, ook de koelkast wordt weer eens onderhanden genomen, gaat Dick de buitenkant van de camper te lijf. Het is er echt weer voor, 25 graden, geen wind en alles kan lekker in het zonnetje uithangen, ook de schapenvacht waar we op liggen en ons donzen dekbed. Rond één uur is alles stralend schoon en gepoetst en nadat wij onszelf ook lekker afgeboend hebben onder de douche en schone kleren aangetrokken kunnen de wasmachines hun werk doen. Intussen pakt Dick de fietsen zodat, nadat alles schoon in de kastjes is opgeborgen en ons bedje gedekt, wij in de omgeving kunnen rondfietsen en natuurlijk wat caches zoeken. Ondanks het feit dat we aan de Pacific Ocean zitten is het warm, er staat geen wind en de temperatuur is opgelopen naar 29 graden. De flesjes die we na twee uur rondfietsen bij Fred Meyer halen drinken we leeg alsof we uitgedroogd zijn. Pas om half zes keren we terug bij de camper, net op tijd om nog een uurtje buiten van de zonnewarmte te kunnen genieten. Gevolg is wel dat Dick onze verse filet lapjes pas nadat de zon achter de Cape verdwenen is, buiten op de grilplaat bereidt en daarna is buiten eten niet meer echt aangenaam. De wind neemt toe, komt uit zee en laat de temperatuur direct dalen. Een vuurkorf is op dit plekje helaas niet voorhanden zodat er niets anders op zit dan de rest van de avond binnen door te brengen.
Zaterdag 20 september kan geen groter contrast zijn. Om zeven uur als we opstaan is er nog een zonnetje te zien, maar als we een uur later ons grey- en black water dumpen komt uit zee een dikke mist opzetten waardoor de temperatuur naar 8 graden zakt. Het blijkt geen tijdelijke situatie want de kust die we over Hwy 101 naar het zuiden volgen, blijft in mist gehuld. Voor we de staat Oregon verlaten doen we in Brookings eerst nog inkopen, alleen groente laten we achterwege omdat we niet zeker weten wat we California in mogen brengen. Bij de staatsgrens blijkt het inspectie station echter gesloten zodat we zonder enige controle op wat we bij ons hebben, California inrijden. Na 49 kilometer bereiken we Crescent City, een klein stadje met veel motels, een aantal campgrounds en een Safeway, waar we groente kopen. De camping die we langs zee zien liggen is groot en stil en als het plekje waar we graag zouden willen staan ook beschikbaar blijkt te zijn besluiten we hier te blijven. Alhoewel het niet echt aangenaam weer is, het is 12 graden en alles is in mist gehuld, pakken we toch de fietsen om de omgeving te verkennen.
Er blijkt een schitterend strand te zijn, Pebbles Beach, een naam die niet echt verwonderlijk is als je de enorme aantallen grote en kleine rotsblokken ziet die hier op het strand en in zee liggen. Doordat het laag water is lukt het naar een historische vuurtoren op een eilandje in zee te lopen. Helaas zijn we in de verkeerde tijd van het jaar want vanaf deze plek zie je tussen november en april de Walvishaaien langs zwemmen. Helaas was deze vuurtoren er nog niet toen er regelmatig schepen op de kliffen voor de kust terecht kwamen en bij een gedenksteen staan dan ook een flink aantal namen van schepen die de haven nooit meer bereikt hebben. Na de komst van deze vuurtorens nam het aantal strandingen dan ook flink af.
Nog voordat we even later bij de haven arriveren horen we ze al van verre, de enorme Sea Lions, die elkaar met hun gebulder proberen te intimideren en met grote aantallen op de in de haven aanwezige drijvende plankiers liggen. We tellen er zomaar minimaal 50.
Uiteindelijk, zelfs met onze windjacks aan, zijn we zo door en door koud dat we toch maar terugfietsen naar de camper, het is dan al bijna 6 uur. Het zal jullie niet verwonderen dat we niet meer buiten gaan zitten maar, nadat de fietsen weer op ons rek gezet zijn, de aangename warmte in de camper opzoeken. Zondagmorgen is de lucht bedekt met wolken maar de laaghangende mist is verdwenen. Na nog een laatste blik op de leuke baai hier rijden we de kustweg verderaf waar al snel de Redwoods verschijnen, de oeroude hoge en brede bomen. Wat voelen we ons nietig tussen deze reuzen waarvan sommigen tussen de 1500 en 2000 jaar oud zijn. Zo nu en dan maken we een wandeling tussen de woudreuzen en genieten ervan er naast te staan en naar de eindeloos hoge toppen te kijken. Soms staat op een gevelde oerwoud reus al weer een andere boom die zijn wortels rondom het restant stam heeft gekronkeld. Ondanks het feit dat we hier drie jaar geleden ook hebben rondgereden blijft deze plek magisch en kun je er geen genoeg van krijgen. Nadat we het Redwood State Park grotendeels achter ons hebben gelaten buigen we weer richting kust. Langs de weg ziet het zwart van de mensen en dus stoppen we om te kijken wat er aan de hand is.
In de berm blijkt de Roosevelt Herd te grazen, een grote kudde Elks, bestaande uit vrouwtjes, hun kleintjes maar ook twee enorme mannetjes Elks met grote geweien. En slechts twee meter van ons verwijderd. Terwijl we ademloos de kudde bewonderen proberen sommige automobilisten zich luid toeterend door de mensenmassa te wringen. Dat levert heel wat gescheld op en zelfs zijn er mensen die met vuisten op de auto’s beuken om deze automobilisten tot bezinning te brengen. Op een gegeven moment moeten toch echt alle auto’s stoppen omdat de kudde de weg oversteekt. De vrouwtjes Elks en kleintjes zijn snel aan de overzijde maar de twee reusachtige mannetjes met hun imposante geweien doen dat op hun gemak. Het laatste mannetje, waarschijnlijk de leider, loopt zelfs een stukje midden over de weg, dwars door de weg deinzende menigte, voordat hij aan de andere zijde van de weg in het struikgewas verder gaat met grazen.
In ons Good Sam Book staat dat er een public campground is op Samoa Peninsula. De plaats klinkt goed dus ondanks het feit dat het pas twee uur is, nemen we er een kijkje. De camping is een grote met asfalt bedekte vlakte maar het is er leeg, je staat er open en hebt een schitterend zicht op de Humbolt Bay. Het blijkt wel koud om buiten te zitten want het zonnetje, dat gaande de ochtend was gaan schijnen, verdwijnt weer snel achter een wolkendek. Derhalve besluiten we maar een stukje te gaan wandelen op dit schiereiland waar nogal wat caches verborgen zijn. Die geven ons de leidraad hoe onze weg te zoeken. De caches liggen tussen de camping en de zee ingeklemd langs mulle zandpaden die slechts bereden worden door ATV’s. Het lijkt erop dat wij de enige wandelaars zijn en moeizaam zoeken we onze weg door het mulle zand, de stekelige bosjes en het manshoge scherpe gras.
Overal zitten dikke, vette, grote spinnen en enkele plekken zijn niet echt aangenaam om doorheen te lopen. Maar…. we zetten onze “zandeling” voort (en dan zegt Dick iets over mijn woordenschat?) Ik vind het meer een cross country, genieten van de buitenlucht, het klauteren over de hoge zandduinen, de soms kille zeebries en de leuke caches die hier in “the middle of nowhere” verstopt zijn. Uiteindelijk na 3 uur en 7 kilometer in de benen, volledig bedekt met zand (waar ik toch al zo gek op ben..) zijn we terug bij de camper. Daar kijken we nog even naar de Harbour Seals die regelmatig naast ons in de baai opduiken, voor we binnen gaan zitten. Maandag 22 september zijn de wolken beduidend minder dik en gaande de ochtend trekken ze steeds verder weg om de zon de kans te geven uitbundiger te schijnen. We nemen met weemoed afscheid van dit leuke plekje en ik neem me voor hier zeker terug te keren. We rijden niet lang want net voor “the Avenue of the Giants” begint, een weg die kronkelt door de oerbossen, vinden we onze aangename campground van drie jaar geleden (Ancient Redwood RV park), lekker in de zon, schoon en met ruime plekken. De temperatuur is inmiddels naar 28 graden gestegen en we blijven hier, ook al is het pas half één. Het geeft ons de gelegenheid in het zonnetje te schrijven, mail te beantwoorden, te wassen (ja alweer, want schoon is schoon), caches te loggen, bramen te plukken (Tita) de camper met wax te poetsen (Dick) en, wat heel belangrijk is, ons Membership op “Good Sam Roadside Assistance” te vernieuwen. Dat abonnement loopt af alweer af op 8 januari 2015 en na ons sleepavontuur in Alaska hoeven we er niet over te twijfelen of we dit wel willen verlengen. Ik snap niet hoe het mogelijk is maar aan luieren, want me zo nu en dan ook best fijn lijkt, komen we gewoonweg niet toe. Het lukt gelukkig om Sandra en Rene te skypen, zodat we afspraken kunnen maken. Zij komen namelijk zaterdagavond in San Francisco aan, waarna we gezellig bijna drie weken met elkaar zullen rondtrekken in de schitterende parken van het zuid westen van de USA.
Helaas is ook midden tussen de oerbossen de zon de bepalende factor om buiten te zitten. Zodra deze rond half zeven achter de bomen verdwijnt wordt het koud ( dat betekent niet warmer dan 11 graden) en niet meer aangenaam om buiten te vertoeven. De bramen die geplukt zijn, een pan vol, blijken niet allemaal even mooi dus terwijl onze varkensfilet in de oven gaart, koken we deze bramen tot moes. ‘s Avonds proeven we ervan. Ze zijn lekker in de yoghurt alhoewel iets zurig maar dat is toch aangenamer dan mierzoet. Dinsdag 23 september staan we pas om 8 uur op. Terwijl we ontbijten gaat ons beddengoed ook nog even in de wasmachine en laten we ons grey- en black water weglopen. Voordat we wegrijden kijken we nog even in het leuke winkeltje van deze camping. Er blijkt een leuke sweater te liggen en nog afgeprijsd ook, dus die kan ik niet laten liggen. Helaas is er nergens een shirt of hoodie voor Dick te vinden. Die taalt niet naar opgedrukte plaatjes maar geeft de voorkeur aan geborduurde en die zijn heel weinig te koop.
Uiteindelijk rijden we dan toch de Avenue of the Giants op. Deze weg doet zijn naam eer aan want hij kronkelt zich 31 mile lang door de oeroude Redwood bomen met hun enorme stammen. Ook nu weer staan we regelmatig even stil om deze giganten te bewonderen. Ze passen door hun enorme lengte en breedte nooit op een foto maar desondanks zijn ze indrukwekkend. En wat is leuker dan in zo’n omgevallen woudreus te klimmen en diep onder je de bodem te zien. Aan alle bossen komt uiteindelijk een eind en langzaam buigen we weer af richting kust. Dat betekent weer een kustgebergte oversteken. Opnieuw een smalle bochtige weg, alleen is deze slechts 550 meter hoog, maar de klim is er niet steilerom. Als beloning voor alle kronkels kunnen we na de laatste haarspeld weer genieten van het zicht op de Pacific Ocean. Boven op de klif ligt Westport Landing State Park waar we een plekje vinden met uitzicht op het strand en de kliffen verderop. Terwijl Dick het tweede deel van de camper poetst ga ik met zicht op de oceaan en het gebulder van de enorme golven in mijn oren verder schrijven aan ons verhaal voor de website. Staat er eerst nog een zonnetje waardoor de temperatuur aangenaam is, al snel rollen, van de bergen naast ons, de wolken naar beneden. Ze veroorzaken een ijzige koude. Alleen met een dikke trui en lange broek aan is het buiten nog lekker. Maar…… we zitten aan zee en zullen natuurlijk zolang mogelijk buiten blijven. Gelukkig zijn we al enige maanden op stap en gewend aan kou zodat we het redelijk lang volhouden buiten, zelfs als de temperatuur niet hoger komt dan 15 graden. Uiteindelijk is het toch aangenamer binnen en duiken we weer in onze boeken. Ik snap niet dat het ene na het andere boek wat ik in handen neem, verkregen door ruiling op campings, telkens weer zo boeiend en spannend kan zijn. Woensdag 23 september staan we in de mist (of zijn het laaghangende wolken?) daarbij miezert het ook zodat je na enige tijd buiten lopen gewoon nat wordt.
Gelukkig is er wat minder miezer als we in het stadje Fort Bragg rondkijken, maar zodra we weer in de camper zitten begint het te regenen. Niet echt fijn als je bedenkt dat we op een smalle weg rijden die zich rondom de kliffen slingert met verradelijke klimmetjes en steile afdalingen. We zijn dus blij als na een half uurtje de felle regen stopt en alleen nog miezer overblijft. We zullen het ermee moeten doen want de vooruitzichten tot vrijdag zijn dat we dit weer houden. Desondanks is het zicht op de kust schitterend zelfs nu er overal mist hangt. Het ziet er wat spookachtig uit, iets wat goed past bij de winkels die allemaal al in Halloween stemming zijn. Ondanks het feit dat het geen echt mooi weer is hebben we toch niet zoveel zin om lang te rijden dus rond het middaguur bekijken we enkele campgrounds langs de kust. Ze zijn of somber en donker omdat ze tussen de dikke kustbomen geklemd liggen of ze zijn open en blootgesteld aan de wind. In beide gevallen zijn ze nat door miezer en mist. Uiteindelijk vinden we op een cliff langs de California hwy #1 een campground, eigenlijk meer een hobbelig stuk aarde met zo nu en dan wat grassprieten vanwaar je een schitterend zicht hebt op de woest bulderende zee die hier met donderend geweld en veel schuim op de rotsen te pletter slaat.
Deze Ocean Cove campground is een crime voor Dick, het is haast niet mogelijk de camper behoorlijk recht te zetten, maar toch mag ik een plekje gaan betalen. Ondanks de regen en mist vind ik het hier heerlijk, mijn fascinatie ligt dan ook meer bij zee en hoge kale bergen dan bij sombere en donkere bossen. Wat anders ligt dat toch bij Dick die, net als gletschers en hoge bergen, ook de zee wel mooi vindt maar er niet gebiologeerd uren naar kan staren, er verandert immers toch niets? Ondanks de miezer en wind zetten we het zonnescherm uit waar ik heerlijk onder kan zitten om te schrijven. Dick doet ondertussen wat klusjes, wast af, poetst het laatste restje camper en repareert dingen die niet helemaal meer goed functioneren.
Ja, dat herkennen we, die bomen, en ook die mist, soms hoorden we de zeeleeuwen in de diepte, maar niets te zien! Goede reis verder! Groeten uit Ankara, 900 m hoog, ’s nachts ook al koud, iets boven nul. Walter & Doreen
.
Genoten van weer een mooi stuk in jullie reis, maar u kent mij als een plagende criticus. Wie was er nu zo dom bij die spinnen om er doorheen te lopen? Of zijn spinnen slimmer toch?
“Overal zitten dikke, vette, grote spinnen en enkele plekken zijn niet echt aangenaam dom doorheen te lopen.”