Valdez en terug naar Canada, Whitehorse
De hele zondag avond blijft het regenen en niet zacht ook, dus het is maar goed dat we niet meer erop uit gaan. Wel trekken zo nu en dan de wolken een beetje op en kunnen we Valdez aan de overkant van de baai zien liggen. Het is een prachtig gezicht die wolkenbanden langs de bergen. Tegen zevenen maakt Dick onder het zonnescherm, wat wij alleen uit hebben als het regent, onze Heilbot klaar. Samen met rijst zorgt dat voor een voortreffelijk maal en helemaal niet vissig. We slapen diep en goed en moeten constateren dat het maandag 4 augustus nog steeds regent. Wel jammer want we hadden er met een boot op uit willen trekken maar nu de wolken weer tot in de baai hangen heeft dat geen zin. Dus na even geskyped te hebben (ons mobile wifi werkt hier zowaar) pakken we de camper op en rijden naar Valdez.
We stoppen natuurlijk een paar honderd meter verderop aan de baai om daar te genieten van de vele pinkzalmen die aankomen zwemmen. De zalmen zwemmen voor een deel de Fish Hatchery in waar men de eitjes verwijdert en nieuwe ladingen zalm kweekt. Voor de zalmen daar arriveren moeten ze nog wel een tijdje tegen de stroom in een fishladder omhoog zwemmen. Niet alle zalmen lukt dat alleen de sterkste.
Het is een prachtig gezicht deze dikke massa vis rond te zien spartelen. Ze zijn goed te zien want het is afgaand water en op dit plekje is de baai al erg ondiep. Er zwemmen zoveel zalmen dat je over de massa heen zou kunnen lopen zonder natte voeten te krijgen. Ondanks de voortdurende neerstromende regen lopen we langs de baai, kijken rond, maken foto’s en verbazen ons over de aantallen zalm. Heb nooit geweten, noch gezien, dat er zoveel zalm zou zijn. Deze massa zalmen trekt ook een enorme hoeveelheid meeuwen aan die zo nu en dan heel brutaal een zalm uit het water proberen te trekken en dan aan lekkere deeltjes van de zalm, de ogen, de ingewanden en de eitjes, beginnen te pikken.
Lijkt me niet echt aangenaam voor de zalm in kwestie maar misschien heeft die het te druk met een plekje zoeken om te spawnen. Uiteindelijk zijn we zodanig doorweekt dat het binnen in de camper toch aangenamer is om te vertoeven en rijden we weer verder. Vlak voor Valdez wil ik nog een andere campground bekijken zodat we daarnaar toe rijden. Ons plekje aan de baai blijkt veel aangenamer dan deze, midden in de bossen, verscholen campground, dus hier zullen we zeker nooit gaan staan. Wel ligt deze campground vlakbij de Valdez Glacier zodat we de gravel road nog wat doorrijden tot we niet verder kunnen omdat het meer waar de gletscher in uitmondt, ons de weg versperd.
Overal zien we grote blokken ijs in het water drijven en inmiddels trekken ook de wolken wat op zodat we een beetje zicht op de gletscher krijgen. Het is er mooi maar ook koud. Alhoewel we steeds dichter Valdez naderen stoppen we toch nog voor de rand van het stadje bij een onooglijk en ondiep watertje. De zalm zou hier spawnen. En ja hoor, er zwemmen niet veel zalmen in dit ondiepe creekje maar degenen die er zwemmen zijn duidelijk aan het spawnen. Je ziet een vrouwje rare bewegingen maken direct gevolgd door een mannetje in een vreemde houding. Het is fascinerend om naar te kijken, dat dit in zo’n mini creekje plaatsvindt onder onze speurende blikken. Jammer alleen dat we nog geen beren zalm zien vangen. Waarschijnlijk moeten deze niets hebben van de vele mensen en auto’s die er rijden en bewaren zij hun honger tot ’s nachts als er geen toeristen aanwezig zijn. Of, en dat is ook mogelijk, ze wachten tot binnenkort de twee maal zo grote “Silvers” arriveren, een zalm die veel lekkerder blijkt te zijn dan de huidige Pink Salmon, die de mensen hier evenmin eten maar gebruiken voor hondenvoer én voor de export, want wie kent niet de blikjes Pink Zalm van John West die in iedere supermarket in Nederland in de winkelschappen ligt. Uiteindelijk arriveren we toch nog in Valdez met mooi weer en zon, want die is zowaar gaan schijnen.
Helaas niet voor heel erg lang want als wij de library ingaan om daar betalingen te doen, onze mail te lezen en te beantwoorden en caches te loggen, zien we steeds meer wolken verschijnen. De plekjes om te werken achter je laptop in de libraries zijn trouwens bijzonder goed verzorgd. Er is gratis en sterk wifi, er is stroom en heerlijke tafeltjes om te zitten en niemand vindt het erg dat je lang blijft. Ik vraag me af of wij in Nederland ook dergelijke gratis faciliteiten hebben voor toeristen. Pas na enkele uren verlaten we de bibliotheek weer om langzaam terug te rijden naar de campground. Helaas weer geen beren, alleen om zich heen happende seals die jacht maken op de zalmen en het niet erg vinden dat dit de Pink’s zijn. Het uitzicht vanaf de campground is ’s avonds wat weidser omdat de brede wolkenbanden en mistflarden zo nu optrekken en de imposante bergen die de baai omringen zichtbaar maken. Dinsdagochtend is het geen slecht weer, de bergen rondom de baai zijn goed te zien en de laaghangende wolken zijn opgetrokken.
We rijden na het ontbijt naar de haven om te informeren of we vandaag nog meekunnen met een bootcruise naar de gletscher. Dankzij ons Alaska couponboekje kunnen we beiden op cruise voor de prijs van één. Ondanks de ontbrekende reservering kunnen we mee dus, nadat we de camper ergens in het dorp neergezet hebben, lopen we naar de haven en na een half uurtje wachten kunnen we (als eerste) boarden. De boot is niet helemaal vol maar lijkt toch wel druk omdat er ook een groot reisgezelschap aan boord komt wat allemaal boven wil zitten. Daar wij daar ook al een bank hebben bezet is er onvoldoende plek voor iedereen waarna een deel van dit, voornamelijk uit ouderen bestaande, gezelschap buiten gaat zitten. Niet echt de beste plek lijkt ons gezien de huidige weersomstandigheden maar daar komen ze zelf ook achter als de boot enige tijd onderweg is. Dan verdwijnt de ene na andere “snowbird” naar het warmere zitgedeelte beneden. Wij zitten prima op de eerste bank naast de captain waardoor we veel bewegingsvrijheid hebben en niemand hoeven te hinderen als we even buiten willen kijken. In tegenstelling tot in Whittier drijven hier veel zeeotters rond in de baai waar we een aantal leuke foto’s van kunnen maken.
Het is grappig te zien hoe de Stellar Sea Lions vechten voor het mooiste plekje op de boeien in de baai. De tocht naar de Columbia gletscher is erg lang en buiten enkele dolfijnachtige beesten en een Bald Eagle na zien we weinig wildlife. Dat we na enkele uren varen de baai van de Columbia gletscher invaren is goed te merken aan de grote hoeveelheden grote en kleine ijsbergen die er ronddrijven. Des te dichter we de gletscher naderen des te lager wordt de temperatuur en om buiten te kunnen staan moet ik enkele lagen kleding aantrekken en mijn zonnebril opdoen. Zonder bril tranen mijn ogen zo van de kou dat ik niets meer kan zien. Bij de gletscher baant de captain zich een weg door het drijfijs tot hij voor de uit het water stekende gletscher een geschikt plekje heeft gevonden om te wachten op brekend ijs.
We worden niet teleurgesteld want een paar maal horen we het diepe doordringende gedonder en zien we stukken ijs van de gletscherwanden in zee storten. Helaas zitten we niet op het andere bootje wat hier ook ronddrijft en zich veel dichter bij de gletscherwand bevindt. De captain daarvan moet wel meer manoevreren om te voorkomen dat hij tegen de ijswanden terechtkomt als de golven, veroorzaakt door het vallende ijs, door de baai een weg vinden. Deze Columbia gletscher is duidelijk indrukwekkender dan degene in Whittier. Hij is dan ook vele malen groter en de zon schijnt niet waardoor het er ook dreigender uitziet. Na lang gelegen te hebben in de baai, we zijn inmiddels tot op ons bot verkleumd, maakt de captain uiteindelijk rechtsomkeert en varen we via de eindeloze baaien en langs het overal ronddrijvende ijs weer terug naar Valdez. Natuurlijk zien we de plek waar de Exxon Valdez in 1989 op het rif sloeg. Het kon gebeuren omdat noch de captain noch zijn stuurman in de gaten had dat de automatische piloot nog aanstond waardoor de draai, die handmatig gemaakt moest worden niet uitgevoerd werd. Toen ze daarachter kwamen was het helaas al te laat. Thans is gelukkig niets meer te zien van de grote hoeveelheden ruwe olie die toen de baai instroomden. Alleen als je in een verlaten baaitje diep gaat graven kom je nog restanten ruwe olie tegen. Pas om 7 uur ’s avonds, na een tocht van 7 uur arriveren we weer in de haven van Valdez tegenover de grote olieopslagtanks waar de “Alyeska pipeline” van ruim 800 mile dwars door Alaska eindigt. Het was een leuke maar ook vermoeiende dag op het water en pas enkele uren nadat we de gletscher verlaten hebben voelen we weer wat warmte in onze botten. De campground die we vanmorgen gedag hebben gezegd blijkt op de camphost na, helemaal verlaten, dus kunnen we ons eigen plekje weer bezetten. Laat maken we het niet en nog voor tienen liggen we, bijna in coma door de koude zeelucht die we de hele dag hebben ingeademd, in bed.
Woensdag 6 augustus schijnt de zon , meer dan de voorafgaande dagen en na nog een laatste blik op de in zee spartelende zalmen en na water, propane en diesel getankt te hebben verlaten we Valdez. Zodra we de baai achter ons hebben gelaten stijgt de weg geleidelijk tot we door een hoog alpine landschap rijden waar alleen nog de gele en groene mossen groeien en met gletschers bedekte scherp getande bergtoppen de weg omzomen. Bij een van de gletschers, de Worthington Glacier, stoppen we. Het lijkt erop of je via een nauwelijks zichtbaar paadje naar de voet ervan kunt lopen. En ja hoor, dat blijkt te kunnen dus even later wandelen we, nu ja het is meer klimmen, naar de gletscher toe. Het is imponerend om pal onder de gletscher te staan en de blauwe ijsmassa hoog boven ons uit te zien rijzen. Wat voel je je hier nietig. Erop klimmen is geen optie en ook niet mogelijk want het ijs is zo glad dat het geen enkel houvast biedt. We maken wat foto’s, genieten van de omgeving, ik wat meer dan Dick, want die is meer van de grazig groene weiden en lopen dan weer terug om verder de Richardson Highway af te rijden. Bij Squirrel Creek campground stoppen we, het is 3 uur, lekker weer en we hebben geen zin om verder te rijden. De zon schijnt maar soms vallen er toch ook wat druppels uit de donkere wolken die de lucht bevolken, zodat we ons heil onder het zonnescherm zoeken wat Dick heeft uitgezet om het wat te kunnen laten drogen, hoognodig na de nattigheid van de afgelopen dagen. We moeten ons goed inspuiten met deet want het aantal muggen hier is erg groot. Na onze campgrounds aan het zeewater waar practisch geen insecten waren, zijn we ze helemaal ontwend. Omdat de regen niet echt doorzet ga ik een maaltje frambozen zoeken die hier tussen de honderden rozebottels verstopt zitten en Dick neemt de ramen van de camper onderhanden. Deze schoonmaak woede werkt aanstekelijk want als ik een maaltje berries heb verzameld ga ik ons tapijt te lijf. Het is niet zo vuil als de vorige keer maar een poetsbeurt met borstel en vochtige doek kan geen kwaad. Uiteindelijk is alles weer blinkend schoon en kunnen we bij een lekker glaasje wijn genieten van de avondzon. In de oven maak ik ons laatste stuk rode zalm klaar. Het blijkt toch niet zo’n succes en is mogelijk niet helemaal goed bereid. Ik denk dat een half uur in de oven wat te kort was. Het rode vlees is nog erg stevig (maar misschien hoort dat) en smaakt erg naar vis. We eten het grote stuk niet helemaal op en doneren de rest aan de vuilnisbak want hebben geen van beiden zin dit restje nog een andere keer op te eten. Alhoewel de zon nog wel schijnt staat deze al een stuk lager en ons houtvuurtje is nu erg aangenaam om bij te zitten. We hebben alleen niet meer zoveel hout zodat, als het vuur minder hard brandt wegens het gebrek aan verder vlambaar materiaal, een plekje binnen in de camper toch aangenamer is. Donderdag rijden we om negen uur weg. We willen vandaag in ieder geval in Tok aankomen. In Glenallen stoppen we bij de library om onze mail op te halen en natuurlijk zijn er onderweg een aantal andere stops om te cachen. Enkele caches liggen op de kliffen die over de rivier uitkijken naar het woeste gebergte van Wrangell – St. Elias National Park. Graag hadden we naar Mc.Carthy willen rijden, vlakbij Kennicot, een voormalige kopermijn, maar de weg ernaartoe is een oude spoorwegbedding en zit nog vol met roestige spijkers. Niet echt bevorderlijk voor je banden en eigenlijk alleen aan te raden voor 4-wheel drives. Daar wij niet tot deze categorie behoren besluiten we toch maar niet de tocht te maken en verder te rijden.
Eén cache kost wat meer tijd dan de anderen. Hij ligt op een klein eilandje in een tamelijk diep meertje. Bij een poging aan de rand van het meertje te komen lopen mijn laarzen al direct vol zodat ik terug ga, mijn kleren, op onderbroek en t-shirt na, uittrek en opnieuw een poging waag. Klotsend door het diepe water tussen hoge graspollen kom ik bij de rand van het meertje. Dankzij een wiebelige boomstam weet ik kruipend naar het eilandje te komen, waarna de cache vinden erg makkelijk is. Helaas ben ik op de terugweg minder gelukkig en val van de boomstam in het water van het meertje. Het is ijskoud, maar mooi helder, water. Dankzij het feit dat ik niet ver van de kant val weet ik snel op het droge te klimmen. Intussen heeft Dick de vele auto’s die gepasseerd zijn en dachten dat er iets ernstigs gebeurd was, gerustgesteld en na buiten de camper mijn natte kledingstukken verwisseld te hebben voor droge, kunnen we onze reis weer voortzetten. Vlak voor Tok lopen we nog een mooie “trail” steil de berg op om van het uitzicht te genieten en de cache te pakken zodat we uiteindelijk pas tegen vieren in Tok arriveren. De RV-parks zijn niet de plekken waar we willen staan maar in de “Milepost” vinden we een State Park 5 mile buiten Tok waar een heerlijk zonnig plekje is. Het aantal muggen valt mee. Pas als we een houtvuur maken om daarboven ons vlees te bereiden worden we omringt door duizenden “Black Flies”, om gek van te worden. Met geen mogelijkheid zijn deze weg te krijgen dus we moeten er mee leren leven. Pas als ’s avonds het vuur dooft verdwijnen ook deze hinderlijke kleine insecten. Vrijdag rijden we voor het eerst in weken weer een nieuw stuk weg. In plaats van af te slaan naar de Top of the World Highway rijden we nu de echte Alaska Highway tot Whitehorse. Natuurlijk is de afstand tot Whitehorse veel te ver voor ons om rechtstreeks naar toe te rijden, maar onderweg zullen we vast nog wel wat campgrounds tegenkomen. Op ons gemakje rijden we door het zonovergoten landschap. Desondanks is het niet echt warm want er waait een koud windje. Om 12 uur arriveren we bij de Canadese grens. We moeten zo’n 10 minuten wachten omdat er een aantal campers voor ons staan maar als we eenmaal bij de douane beambte zijn kunnen we bijna direct doorrijden. Belangrijk is dat we geen wapens bij ons hebben (we gaan er maar vanuit dat Bearspray geen wapen is) en als ik aanbied te laten zien hoeveel alcohol we nog hebben blijkt dat niet interessant. In Beavercreek, net over de grens, stoppen we om bij het Visitor Center kaart materiaal te halen voor het vervolg van onze tocht en rijden dan nog en stukje door over een bijna uitgestorven Alaska Highway. Slechts enkele auto’s komen we tegen waarvan één op een stuk gravel die ons zo idioot hard passeert dat, naar later blijkt, het glas van onze koplamp verbrijzeld is door de opspattende stenen. De weg is voor een groot deel onder constructie. Niet echt verwonderlijk want door de permafrost zakken delen van de weg, het voelt ook alsof je over golven rijdt en de weg vereist derhalve permanent onderhoud. Om drie uur stoppen we en zetten de camper op een prachtig plekje naast een diepe en snelstromende creek waar ik in het zonnetje achter de laptop kruip. Helaas duurt het niet lang voor donkere wolken de zon overschaduwen. Buiten zitten kan dan nog steeds maar het is een stuk koeler geworden. Tegen vijven wordt ons gevraagd of we de generator lang aanhouden.
De Canadese Judy wil graag op het plekje naast ons staan maar niet met het lawaai wat onze toch stille generator produceert. Ik ben dan bijna klaar met mijn relaas dus Dick kan al snel de generator stopzetten waarna we gezellig aanschuiven bij het houtvuur van Judy die bij de “Milepost”werkt. We praten erg gezellig en lachen veel om de bijzondere verhalen van Judy die heel wat meemaakt op haar rondreizen door dit noordelijke deel van Canada voor de “Milepost”. Net als we aan ons eten willen beginnen komt er nog even bezoek, Mark en Al. Mark zijn we vandaag gepasseerd toen hij op zijn fiets een zeer stoffig deel van de Alcan bereed. Hij geeft ons de naam van de website waar we meer over zijn belevenissen kunnen lezen. Hij fietst namelijk met zuurstof en wil daarbij laten zien dat ook mensen met een longziekte in staat zijn tot bijzondere inspanningen in plaats van te vegeteren achter de geraniums. Zijn doel is om 10.000 mile oftewel ca. 16.000 km per fiets (weliswaar met trapondersteuning) te rijden. We praten langere tijd heel geamuseerd met elkaar, nemen natuurlijk talrijke foto’s en uiteindelijk gaan we dan toch echt eten nadat onze kipfiletjes bereid zijn boven ons hoog brandend houtvuur. Doordat we in de Creek telkens plonzen horen gaan we na onze heerlijke maaltijd polshoogte nemen.
Er blijken een aantal bevers rond te zwemmen en met enig geduld lukt het deze schitterende dieren op de foto te zetten. Om weer op te warmen stoken we ons houtsvuurtje nog wat hoger. In de Yukon is op iedere campground gratis hout verkrijgbaar dus we hoeven niet bang te zijn dat ons hout opraakt. Pas als de wind te hard gaat waaien en de temperatuur onder de 9 graden daalt laten we ons grote vuur uitbranden en verdwijnen naar binnen. Zaterdagmorgen vroeg staan de bergen die de campground omringen in vuur en vlam, beschenen door de felle ochtendzon. Het is zo mooi dat ik, ook al is het pas 6 uur, mijn bed verlaat om buiten enkele foto’s te nemen. Na het ontbijt rijden we verder richting oosten (of is het zuiden?).
Er is practisch geen verkeer en dat is ook logisch omdat het seizoen in Alaska eindigt. Slechts een enkele huurcamper waagt zich nog naar deze Last Frontier. Helaas verdwijnt het mager schijnend zonnetje steeds verder achter een pak wolken en vallen er zelfs enkele regendruppels. Ook de wind gaat steeds harder waaien. Zeker bij Burwash Landing is het ijzig koud. De bergen van Kluane National park die langs het meer oprijzen zijn bedekt met een enorm dikke ijslaag die maakt dat er bijna altijd een ijzig koude Gletscher- of Katabatische wind waait. Het weerhoudt ons niet om een trail te lopen.
De “ Milepost“ die we toch regelmatig raadplegen op onze wegen in het noorden, maakt er gewag van maar het is de cache die er verborgen ligt dat we deze prachtige trail ook echt lopen. Dat maakt dat we pas tegen half vier in Haines Junction aankomen. Eigenlijk willen we doorrijden maar de afstand naar Whitehorse is nog 150 km. Dus erg veel zin heb ik hier niet meer in. Pine Lake Campground, 5 km buiten Haines Junction, is ondanks de drukte, zo verleidelijk dat we, naast een moerasgebied met veel muggen en een waterig zonnetje, blijven staan. Het blijkt een heerlijke plek want de muggen laten zich intomen door onze met Deet besprayde lijven en verder is het een stil en ruim plekje.
Nadat Dick een groot aantal houtblokken heeft gespleten, hij is inmiddels een kei in het splijten van hout, is ons houtvuurtje snel gemaakt en ik kan verzekeren dat de op houtsvuur klaargemaakte worstjes en gebakken aardappeltjes bijzonder goed smaken. Zondag ochtend lijkt het iets beter weer en omdat er geen wind staat is het zelfs 13 graden. Doordat het wolkendek zwaarder wordt naarmate we verder richting Whitehorse komen blijkt het toch aangenamer een hoodie aan te hebben als we bij een oud bruggetje stoppen wat de “stampede aan goudzoekers” de mogelijkheid bood om verder het binnenland in te trekken.
Vlak voor Whitehorse begint het te regenen zodat de beste plek om de rest van de middag door te brengen bij de laundromat is, die we dankzij de aanwijzingen van de dames van het Visitor Center snel weten te vinden. We hebben zo’n lading vuile kleding dat we pas tegen vieren de laundry kunnen verlaten maar dan blijkt het ook gestopt te zijn met regenen en terwijl het zonnetje lekker schijnt en de temperatuur zelfs de 15 graden haalt zetten we de camper tussen zeker 60 andere campers in op het parkeerterrein van Walmart, er is haast geen plek meer over voor gewone auto’s .Terwijl Dick de mail binnenhaalt, wat mogelijk is omdat in Walmart een Mac Donald gevestigd is, loop ik naar de superstore vlakbij om eten te halen voor vanavond. Deze Walmart heeft namelijk geen vers voedsel afdeling en aan magnetron maaltijden hebben we niet zoveel als je geen magnetron bezit. Gevolg van al deze escapades is dat we pas tegen negenen eten wat zelfs voor ons aan de late kant is.